DVD-recensie

Stilistisch perfecte Pelléas et Mélisande

 

© Paul Korenhof, december 2009

 

 

Debussy: Pelléas et Mélisande.

Natalie Dessay (Mélisande), Stéphane Degout (Pelléas), Laurent Naouri (Golaud), Philip Ens (Arkel), Marie-Nicole Lemieux (Geneviève), Tim Mirfin (Le médecin, Le berger), Beate Ritter (Yniold)
ORF Radio-Symphonieorchester Wien.
Dirigent: Bertrand de Billy.
Regie: Laurent Pelly.

Virgin Classics 6961379 (2 dvd's - opname: januari 2009)


Hoe de muziekwereld zich ook ontwikkelt, het blijft een feit dat 'Frans zingen' iets anders is dan 'Italiaans zingen' 'Duits zingen' of zingen volgens de Amerikaanse stijl die in de loop der jaren tot een soort stilistische eenheidsworst heeft geleid. Een Carmen, een Manon of een Louise in een internationale bezetting blijft in mijn oren problematisch. Niet dat de zangers allemaal van huis uit Frans of Franstalig moeten zijn, maar ze moeten wel gevoel hebben voor de Franse klankvorming en op basis daarvan een zangstijl hebben ontwikkeld die niet uitgaat van 'zingen op klank' maar van 'zingen op articulatie'.

Meer dan voor enig ander werk geldt dat voor Pelléas et Mélisande, waarvan de muziek door Debussy zo op de tekst is afgestemd als we dat in geen enkel ander werk horen. Niet alleen moet hier ieder woord verstaanbaar zijn, maar essentieel is hier ook dat niet de 'gezongen tonen' maar de 'gezongen woorden' zich ontwikkelen tot een muzikale eenheid met de orkestpartij. Daarvan werd ik mij onlangs weer eens bewust tijdens het luisteren naar de uitvoering die de NPS had georganiseerd in het kader van de ZaterdagMatinee. Muzikaal heel indrukwekkend, maar in alles een uitvoering die we eerder in de Het Muziektheater, de Wiener Staatsoper of de Met zouden verwachten dan in de Parijse Opéra, laat staan in de Opéra Comique, het theater waarvoor Debussy zijn opera schreef.

Ook scenisch heeft Pelléas et Mélisande het momenteel moeilijk. De meest desastreuze gevolgen van het zogenaamde regietheater komen we steeds weer tegen in voorstellingen, waarbij een niet uit werk zelf voortkomende interpretatie wordt gedrukt op een werk dat berust op een delicate eenheid van tekst en muziek en juist deze opera is daarvan een uitmuntend, zelfs een bijna extreem voorbeeld. Op zichzelf is de muziek van Debussy sterk genoeg om de meest extravagante toneelbeelden te kunnen weerstaan, maar voor de uit sfeer en subtiele nuances opgebouwde, door een door symbolistische tekst van Maeterlinck geldt dat niet. Ga je symbolisme concretiseren, dan wordt het resultaat onvermijdelijk platter, prozaïscher en banaler dan het origineel en een regisseur moet heel sterk zijn om met een nieuwe benadering toch een voorstelling te kunnen opbouwen die stand houdt. Pierre Audi lukte dat vorig jaar in Brussel, waar hij een sterk manipulatieve Mélisande in het centrum van de handeling plaatste en ook daar moest ik constateren dat ik op sommige momenten niet naar niet het werk van Maeterlinck en Debussy zat te kijken.

Voor een uitvoering in het Weense Theater an der Wien, dat zich momenteel met een geheel eigen programma presenteert als 'Das neue Opernhaus', werd een vrijwel geheel Frans team bijeengebracht rond drie hoofdrollen die ronduit ideaal zijn. Toegegeven, ik verwachtte dat niet meteen van Natalie Dessay, die zich tot nu toe vooral geprofileerd heeft in het coloratuurrepertoire en die bovendien op het toneel als karakter altijd zo 'sterk' overkomt, zonder de broosheid die inherent is aan Mélisande. Haar virtuositeit doet echter soms vergeten dat zij een van de grootste actrices is die het moderne operatoneel kent, zelfs eerder actrice dan zangeres, en dat maakt zij hier van haar eerste tot haar laatste noot waar, of liever: van haar eerste tot haar laatste woord. Callas zei ooit: de grote kunst in de opera is de betekenis van een woord al op je gezicht zichtbaar te maken voordat je dat woord zingt, en dat is precies wat we hier bij Dessay zien gebeuren. Niet alleen zijn haar woorden maximaal verstaanbaar, maar zij hebben ook een betekenis die meteen in expressie wordt omgezet, in haar stem, in haar gelaat en in haar spel. Bij zo'n uitvoering blijkt de dvd inderdaad een medium dat iets aan het begrijp van een werk en een uitvoering kan toevoegen. Jammer is misschien dat haar gezicht, mede door de rossige haardracht, vooral in het laatste bedrijf soms te ouwelijk overkomt, maar desondanks plaats ik alleen al vanwege Natalie Dessay deze uitgave in belang naast voor mij onvervangbare hoogtepunten als de Ring van Chéreau en Boulez, Giulio Cesare van McVicar en Christie, La clemenza di Tito van Kusej en Harnoncourt of Lady Macbeth van Mtsensk van Kusej en Jansons.

Maar er gebeurt meer in deze uitvoering. Debussy schreef de rol van Pelléas voor een 'baryton-martin', een lyrische bariton met zo'n tenorale hoogte dat de rol zonder problemen ook door een tenor kan worden gezongen (Eric Tappy in de Erato-opname onder Armin Jordan blijft voor mij onvergetelijk!). Hier horen en zien we Stéphane Degout, een lichte bariton met een fraaie hoogte, een heldere dictie en een stijlgevoel zoals alleen de echte Fransman voor deze rol kan meebrengen. Aan dat alles voegt hij een ontwapenende, jongensachtig uitstraling toe en nooit eerder ben ik zo overtuigd door het eerste samenzijn van Pelléas et Mélisande aan de bron waar de laatste al spelend haar ring verliest. 'Jullie zijn net twee kinderen,' zingt Golaud ergens, en in de laatste akte: 'Zij omhelsden elkaar als kleine kinderen!'. Dat is ook precies de indruk die Dessay en Degout oproepen: twee kinderen die elkaar vinden als lot- en speelgenoten en zich daarna zo door hun spel en hun gevoelens laten meeslepen, dat de tragische realiteit onafwendbaar wordt. Nooit eerder heeft een uitvoering mij er zo sterk van doordrongen dat zij hun lot niet kiezen, maar dat zij onontkoombaar verstrikt raken in de overgang tussen spel en werkelijkheid, als in een 'turn of the screw', om met Henry James te spreken.

Op de derde punt van de driehoek vinden we Laurent Naouri, de echtgenoot van Natalie Dessay, die we al eerder zagen in de Pelléas et Mélisande die Bernard Haitink in 2007 in het Parijse Théâtre des Champs-Élysées dirigeerde. Orkestraal en scenische was die uitvoering heel indrukwekkend, al had ik toch een beetje moeite met de regie van Jean-Louis Martinoty, die van Mélisande iets te veel een psychiatrisch geval had gemaakt, een element dat door het spel van Magdalena Kozená nog extra versterkt werd. Tot de meest memorabele bijdragen behoorde daar de Golaud van Naouri, een van de belangrijkste Franse zangers van dit moment, ondanks het feit dat die door het overtrokken 'vreemde' van Mélisande al meteen in het eerste tafereel onvoldoende uit de verf kon komen.

Het lijkt alsof Naouri zich daarvoor in deze uitvoering revancheert. In dictie en vocale stijl beweegt hij zich op hetzelfde niveau als de beide protagonisten, maar als karakter weet hij zich haarscherp tegenover hen te stellen. Net iets ouder dan de beide anderen maakt hij totaal geen deel uit van hun wereld. Hij voelt zich daardoor buitengesloten, reageert verkeerd en draait zonder het te willen zelf de schroef aan die de beide anderen zal vermorzelen, een benadering die dus diametraal op die van Audi in zijn Brusselse regie staat. De foto die Virgin uitkoos voor de cover typeert die situatie helemaal: een Mélisande in een jurk die afkomstig lijkt uit de sprookjeswereld van kinderen tegenover een grijzende Golaud in bruin burgerlijk kostuum. Zorgvuldig vermijden Naouri en Pelly echter Golaud af te schilderen als een onbuigzame, formalistische conformist en dat maakt zijn rol in de twee laatste bedrijven alleen maar tragischer.

Niet minder idiomatische en overtuigend zijn de Geneviève van Marie-Nicole Lemieux (eveneens aanwezig in de uitvoering onder Haitink) en de Arkel van Philip Ens. De Engelse bas Tim Mirfin sluit zich daar prima bij aan in de rolletjes van de dokter en de herder, terwijl de jonge Oostenrijkse sopraan Beate Ritter hier als Yniold een operadebuut maakt dat zeker veelbelovend mag worden genoemd. Haar zang mist echter precies de hierboven beschreven 'Franse' articulatie en juist in dit gezelschap mis ik ook het slanke en kernachtige dat een lyrische Franse sopraan van het type Liliane Berton voor deze rol zou hebben meegebracht.

Regisseur Laurent Pelly situeerde het drama van Maeterlinck in een tijdloos, draaibaar toneelbeeld met veel hout dat zowel beklemming als ruimte of in ieder geval het verlangen naar ruimte kan suggereren. Ontwerpster Chantal Tomas lijkt daarin takkenconstructies te verwerken om zowel de natuur als de grilligheid van de menselijke geest weer te geven. Ik kan me een sfeerrijker toneelbeeld voorstellen, en ook iets meer met de suggestie van het ongrijpbare van de door Maeterlinck geschetste wereld, maar effectief is het wel, zeker in de 'kasteelscènes' die door Golaud worden gedomineerd.

Over de regie heb ik eigenlijk al genoeg gezegd naar aanleiding van de drie belangrijkste personages en dat is eigenlijk het grootste compliment dat ik Pelly kan maken. Zijn regie is geen 'interpretatie op zich' en zeker niet een visie van een regisseur die van buiten af op het drama gedrukt is, maar komt organisch voort uit de personages en uit de handelingen die zij in gang zetten. Dat zou ook bij dergelijke theaterwerken normaal moeten zijn...

Naar aanleiding van het Nederlandse debuut van Bertrand de Billy in het Concertgebouw als begeleider van Angela Gheorghiu en Roberto Alagna werd deze dirigent ooit door de Volkskrant min of meer bij voorbaat afgeserveerd. De recensent was er kennelijk van overtuigd dat hij het nooit verder zou brengen dan een positie als karakterloos begeleider van grote sterren. Ik had daarover van meet af aan een andere mening en met grote belangstelling volgde ik sindsdien de loopbaan van deze Parijzenaar, die van 1999 tot 2004 chef-dirigent was van het Liceu in Barcelona, die in dezelfde periode een graag geziene gast werd in diverse belangrijke theaters (o.a. de Weense Staatsopera) en die momenteel aan het hoofd staat van het ORF Radio-Symphonieorchester Wien.

Vanuit zijn functie bij het Weense radio-orkest leidde hij ook deze voorstelling van Pelléas et Mélisande en ik verval in herhalingen als ik ook bij hem zijn stilistische trouw aan de partituur op de eerste plaats stel, maar ik kan niet anders. Karajan legde meer magie in het orkestspel, bij Haitink is meer drama voelbaar en Abbado was fijnzinniger in het spel van lijnen en kleuren, maar De Billy is er merkbaar op uit is ieder detail van de tekst hoorbaar te maken en dar resulteert in kleurrijk spel tijdens de voor-, na- en tussenspelen, en in grote doorzichtigheid tijdens de begeleiding van de solisten.

Een rustige cameravoering en een natuurlijke theaterklank (PCM stereo en DTS 5.0) ronden deze productie op waardige wijze af. Erg prettig is bovendien het ontbreken van applaus na de eerste vier bedrijven. Het zou de sfeer wreed verstoord hebben.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links