DVD-recensie

Eerherstel voor vergeten Cavalli

 

© Paul Korenhof, februari 2010

 

 

Cavalli: Ercole amante.

Anna Bonitatibus (Giunone), Veronica Cangemi (Iole), Anna Maria Panzarella (Dejanira), Willeke te Brummelstoete (Bellezza, Venere), Johannette Zomer (Cinzia, Pasitea, Clerica), Umberto Chiummo (Nettuno, Tevere, Eutyro), Tim Mead (Paggio, Bussiride), Marlin Miller (Licco, Servante), Jeremy Ovenden (Hyllo), Luca Pisaroni (Ercole), Mark Tucker (Mercurio, Laomedonte) e.a., Koor van De Nederlandse Opera, Concerto Köln
Dirigent: Ivor Bolton.
Regie: David Alden.

Opus Arte OA 1020 D (2 dvd's)

Opname: januari 2009


Als de dag van gisteren herinner ik me hoe ik ooit de Venetiaanse opera ontdekte. Als het om Monteverdi ging, leek iedereen toen vooral te zwijmelen van diens Favola d'Orfeo, van Il ritorno d'Ulisse in patria en van de madrigalen - hoewel: iedereen? Zoveel echte liefhebbers van de 17de-eeuwse muziek waren er toen nog niet. Voor mezelf had ik echter al snel bepaald dat mijn voorkeur uitging naar de diversiteit, het flitsende en vooral het theatrale perspectief van L'incoronazione di Poppea. In dit 'typisch Venetiaanse' werk stonden nu eens niet allerlei hoogdravende en rationele idealen uit de tijd van renaissance en classicisme centraal, maar in plaats daarvan schilderde Monteverdi met behulp van zijn librettist Busenello de mens in uiteenlopende verschijningsvormen.

Al snel daarna stuitte ik onverwacht op Francesco Cavalli (1602-1676), in die tijd nog een obscuur componist, maar voor mij vanaf het eerste moment een absolute grootmeester uit de operageschiedenis met een gevoel voor theater dat maar door weinigen geëvenaard werd. En toen de Nederlandse Opera in december 1970 uit Glyndebourne een productie van L'Ormindo in een bewerking van Raymond Leppard importeerde, wist ik het zeker: bewerking of niet, dit was een van de grootste operacomponisten die Italië had voortgebracht. Niet alleen het gevoel voor theater, maar ook de hartstocht en de humor die uit deze muziek naar voren kwamen, openden voor mij de blik op een Venetië dat helemaal overeenkwam met wat ik gevonden had in de 17de-eeuwse literatuur en in de betere geschiedenisboekjes.

Helaas. De periode die volgde, bracht de ene teleurstelling na de andere. Het was de tijd van zowel het 'authentiek musiceren' als van de 'menselijke en sociale bewustwording' en de 'maatschappelijke relevantie'. Kunst mocht opeens niet meer amuseren en oude muziek moest strikt volgens inderhaast opgestelde musicologische principes worden uitgevoerd. Gevolg: de werken van Monteverdi en nog meer die van de inmiddels in bredere kring herontdekte Cavalli werden opeens saai, langdradig en slaapverwekkend. Wat mij erin aantrok, het ultieme theatrale amusement, 'mocht' bovendien niet meer: theater werd een serieuze maatschappelijke spiegel die niet alleen beheerst werd door authenticiteit, maar ook door 'artistieke waarheid'. En de door mij verafgode Poppea dreigde zelfs verklaard te worden tot muzikale bastaard, omdat Monteverdi niet alleen aan haar partituur had gewerkt. Tot schrik van de musicologen bleek juist de fameuze slotscène waarschijnlijk het werk van een componist op een 'lager plan', namelijk Cavalli...

Om een lang verhaal kort te maken: nu we de 'dictatuur van de authenticiteit' ver achter ons hebben gelaten, kan ik genieten van iedere 'minder authentieke' benadering van Poppea en voel ik me bij de opera's van Cavalli als een vis in het water. Vraag mij wie voor mij de grootste Italiaanse operacomponisten waren, en ik antwoord 'Monteverdi, Bellini en Verdi', maar vraag mij naar de Italiaanse componisten die het beste muziektheater hebben voortgebracht, en ik zeg zonder aarzeling: 'Cavalli en Verdi'. Natuurlijk hadden hun beider tijdgenoten dat ook in de gaten en het is dan ook niet moeilijk te begrijpen waarom juist Cavalli en niet een Florentijns componist uit diezelfde periode het eervolle aanbod kreeg om een opera te componeren voor de bruiloftsfeesten van de Franse koning Louis XIV, kleinzoon van Maria de' Medici, met de Spaanse infanta Maria Teresia.

Helaas voor Cavalli werd de lang uitgestelde première van zijn Ercole amante op 7 februari 1662 in het speciaal daarvoor gebouwde en voor die tijd gigantische theater, de Salle des machines in het Palais des Tuileries (7000 toeschouwers!), niet het door hem gehoopte succes. Ondanks het feit dat de mengeling van serieuze en komische elementen in de stijl van de Venetiaanse opera dicht bij de toenmalige Franse smaak moet hebben gelegen, was het publiek niet enthousiast, al zal dat zeker niet helemaal aan zijn muziek hebben gelegen. Ook het feit dat in het Italiaans werd gezongen, speelde een rol en daarnaast werd er uitgebreid geklaagd over de akoestiek en de lawaaierige machinerie van het toneel. De grootste klap werd echter toegebracht door het feit dat de naijverige Lully de koning ervan het overtuigd dat de partituur voor de Parijse (en de 'koninklijke' smaak) te weinig balletmuziek bevatte. De Zonnekoning, gevoelig als hij was op dit punt, had zijn hofcomponist meteen opdracht gegeven hier wat aan te doen met als gevolg dat Cavalli's opera werd uitgebreid met balletmuziek van Lully die hiermee het succes van de avond naar zich toe trok, al was het maar doordat de vorst zelf enthousiast aan deze dansen deelnam.

Ook objectief verdiende Cavalli's muziek een beter lot en het is triest dat de componist daarop bijna drie en een halve eeuw heeft moeten wachten. Uiteindelijk ontfermde De Nederlandse Opera zich over deze opera in een opzienbarende en in alle opzichten kleurrijke voorstelling, die op 11 januari 2009 in Het Muziektheater in première ging. Hoewel de muziek iets mist van de levendigheid en theatrale dieptewerking van sommige Venetiaanse opera's, waarin de sociale gelaagdheid van de maatschappij meer aandacht kreeg, is ook Ercole amante namelijk een warmbloedig theatraal gebeuren geworden. Inspelend op de gelegenheid en de theatrale mogelijkheden die hem in het nieuwe theater ter beschikking stonden, heeft Cavalli deze 'bruiloftsopera' omgetoverd in een heroïsche komedie in vijf bedrijven, waarbij hij zich in zoverre aanpaste aan de Franse smaak, dat hij de directe, soms ook sterk 'volkse' humor van zijn Venetiaanse opera's hier verving door een breed scala aan - soms niet minder humoristische - allegorische elementen. De omvang van het nieuwe theater bracht hem er bovendien toe zijn partituur uit te breiden met substantiële koorpartijen en een opvallend uitgebreide orkestratie, die gedurende de hele opera, ook tijdens de recitatieven, duidelijk op de voorgrond treedt.

Om het allegorische en feestelijke karakter van de eerste voorstelling te benaderen ontwierp regisseur David Alden voor Het Muziektheater een 'breedbeeldproductie' in uitbundige decors van Paul Steinberg vol visuele verrassingen. In het theater resulteerde dat in een fascinerend, bont spektakel dat het verhaal meer dan eens naar de achtergrond lijken de dringen. Bij een eerste kennismaking lijkt dat verhaal ook niet zo erg opwindend, maar bij een nadere kennismaking blijkt Ercole amante inhoudelijk heel wat interessanter dan men van zo'n gelegenheidswerk zou verwachten. De spreiding over twee technisch sublieme dvd's maakt bovendien een 'gespreide consumptie' en daardoor een rustiger spijsvertering mogelijk, terwijl de toevoeging van Nederlandse ondertitels (en als dat beter uitkomt: boventitels) een service is die we te weinig tegenkomen. Daarbij blijkt ook dat het libretto van Francesco Buti alle scenische uitbundigheid niet alleen verdraagt, maar er zelfs om vraagt, en als bij vlagen de dramatische extravaganza de muziek naar de tweede plaats te verdringen, kan ik alleen maar vermoeden dat dit in Cavalli's eigen tijd niet anders zal zijn geweest.

Voor de zangers moet zo'n enscenering een feest zijn geweest en vooral de bariton Luca Pisaroni in de titelrol is aan te zien dat hij enorm geamuseerd heeft. In een lachwekkend overtrokken 'kostuum' van Constance Hoffman maakt hij van Hercules in ieder geval meer een opeenstapeling van menselijke zwakheden dan een vreeswekkende held. Vanaf het eerste moment is hij een speelbal in de handen van de godin Juno (Giunone), met veel autoriteit gezongen door de mezzosopraan Anna Bonitatibus en tegelijk optredend als degene die in dit allegorische drama achter de schermen de touwtjes in handen heeft. Tegenover hem zetten Veronica Cangemi (Iole) en Jeremy Ovenden (Illo) twee ontwapenende geliefden neer, terwijl andere opmerkelijke vertolkingen komen van onder meer de Anna Maria Panzarella (Dejanira) en de tenoren Marlin Miller (Licco) en Tim Mead (Paggio).

Dankzij Ivor Bolton en Concerto Köln werd deze Ercole amante ook muzikaal een pleidooi voor een componist die veel te lang ondergewaardeerd is geweest. Misschien zullen toekomstige uitvoeringen in het theater profiteren van een kleine coupure hier of daar, maar van deze dvd-uitgave zou ik geen seconde willen missen. Dat is dan mede te danken aan de manier waarop de technische staf van Het Muziektheater deze voorstelling heeft gerealiseerd, en aan de opnamen van de NPS die voor de dvd's konden worden gebruikt. Maar sinds wanneer moeten zangers in Het Muziektheater gebruik maken van microfoontjes?


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links