DVD-recensie

 

© Paul Korenhof, augustus 2019

 

Britten: Death in Venice
John Daszak (Gustav von Aschenbach), Leigh Melrose (Traveller, Elderly Fop, Old Gondolier, Hotel Manager, Hotel Barber, Leader of the Players, Voice of Dionysos), Tomasz Borczyk (Tadzio), Anthony Roth Costanzo (Voice of Apollo), Duncan Rock (English Clerk, Venice Guide) e.v.a.
Teatro Real Madrid
Dirigent: Alejo Pérez
Regie: Willy Decker
Decor: Wolfgang Gussmann
Kostuums: Wolfgang Gussmann & Susan Mendoza
Naxos 2.110577
Opname: Madrid, 17 & 19 december 2014

 

Willy Decker behoort voor mij tot de grote regisseurs van de afgelopen halve eeuw en heeft menige onvergetelijke voorstelling op mijn netvlies geplaatst. Soms neigt hij er echter naar om iets te concreet te worden, of beter: om te concretiseren wat ongrijpbaar is. Nu eens gebeurt dit in situaties die puur op het gevoelsmatige vlak liggen, dan weer omdat in tekst en muziek verwezen wordt naar een ongrijpbare wereld achter het drama zelf, waaraan wij slechts deel hebben via symbolen of metafysisch interpreteerbare verwijzingen.

Tot de hoogtepunten in Decker's oeuvre reken ik zijn Britten-ensceneringen: Billy Budd en Peter Grimes, maar ik had grote moeite met zijn Werther voor DNO. Afgezien van enkele nadrukkelijke effecten in Massenet's opera (de speelsheid van de scènes met Johann en Schmidt ging volledig verloren door de clownesk-duivelse uitbeelding) had ik vooral moeite met de manier waarop hij de emotionele subtiliteit van een onbereikbare, onvervulde liefde verving door een concrete driehoeksverhouding. En om dat te bereiken ging hij zelfs zover dat hij daarvoor de gezongen tekst aanpaste!

Bij zijn enscenering van deze Madrileense Death in Venice ging hij minder rigoureus te werk, maar wel zette hij de met symbolen gevulde wereld van Thomas Mann en Benjamin Britten concreter neer dan ik zou wensen. Ik mis hier de fascinatie van het decadente en het onwerkelijke. Misschien niet eens zozeer in de handeling zelf, hoewel die mij weer te veel aan het clowneske grenst in de Venetiaanse 'volksscènes' die eetder doen denken aan het groepje komedianten in Strauss' Die schweigsame Frau. Een grote rol bij dit alles spelen de concrete vormgeving en de harde kleurstellingen in het toneelbeeld van Wolfgang Gussmann, dat mij daardoor ook enkele malen herinnerde aan de weinig suggestieve Amsterdamse Werther.

Heel sterk is overigens wel 'The Games of Apolo' aan het slot van het eerste bedrijf. Ondanks de blauwe belichting en de duidelijke suggestie van een droom van de slapende Aschenbach is de sfeer hier echter niet zo onwerkelijk als de 'onwereldse' stem van Apollo wil doen geloven. Het blijft de realistische droom van een reëel personage die na een (gedroomde) realistische stoeipartij van een groep jongens opeens overgaat in een (gedroomde) omhelzing en een intieme dans met de naakte Tadzio. Ik denk ook niet dat Britten zich hierin had kunnen vinden!

Een extra probleem is dat de zang van John Daszak, hoe welluidend en voortreffelijk ook, de introverte suggestiviteit mist die grote Britten-vertolkers als Peter Pears en Philip Langridge erin wisten te leggen. Zelfs John Graham-Hall - niet mijn favoriet - kwam op dit punt verder en daarmee zijn we beland bij het kernprobleem. Dezelfde suggestivieteit die - ondanks fraaie zwart-witbeelden van Venetië - ontbreekt aan het beeld, ontbreekt aan het musiceren, en meer nog aan het door Alejo Pérez geleide orkest dan aan de zang van John Daszak.

In de weergave van de zeven baritonrollen ontplooit Leigh Melrose nog minder suggestiviteit. Hier 'concretiseert' Decker het drama met zeven schurken die Aschenbach actief te gronde lijken te richten in plaats van met zeven verleiders die hem er keer op keer toe brengen zelf de verkeerde keuze te maken. Ook in zang en tekstbehandeling mist Melrose trouwens de zoetgevooisde élégance waar het decadente gegeven om vraagt en iets dergelijks kan - zij het in iets mindee mate - ook worden gezegd van de ietwat aards klinkende Apollo van de countertenor Anthony Roth Costanzo.

Vertaald naar de huiskamer lijkt de registratie een goed beeld te geven van een enscenering waarin donkere tonelen en achtergronden meer regel dan uitzondering vormen. Het audiokanaal lijkt echter te focussen op de stemmen van de solisten. Het orkest (op de dvd weergegeven met 192 kbps) mist daarbij de diepte om Britten's meesterlijke, soms exotische instrumentatie helemaal tot haar recht te laten komen. Schoonheidsfoutje: de lelijke overgang naar de tweede laag tijdens 'The Games of Apollo' voor Aschenbach's "When Eros is in the world". Niet vermeld op het doosje en in het dunne dvd-boekje maar wel in de aftiteling: het betreft hier een productie van het Gran Teatre del Liceu in Barcelona die in Madrid werd ingestudeerd door Rebekka Stanzel.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links