DVD-recensie

Historische Lulu in Wenen

 

© Paul Korenhof, november 2013

 

Berg: Lulu

Evelyn Lear (Lulu), Paul Schöffler (Dr. Schön), Rudolf Schock (Alwa), Guido Wieland (Der Medizinalrat), Kurt Equiluz (Der Maler), Hans Braun (Rodrigo), Josef Knapp (Schigolch), Gisela Litz (Gräfin Geschwitz), Margarete Ast (Ein Gymnasiast), Hilde Konetzni (Ein Theatergarderobiere), Ludwig Welter (Der Theaterdirektor), Peter Klein (Der Prinz), Siegfried Rudolf Frese (Ein Kammerdiener), Alois Pernerstorfer (Der Tierbändiger), Wiener Symphoniker
Dirigent: Kral Böhm
Regie: Otto Schenk

Arthaus Musik 101 687

Opname: Wenen, 9 juni 1962

 

Ook in Wenen wordt kennelijk gezocht naar schatten die in de beeld- en geluidarchieven op een nieuw publiek liggen te wachten en dat leidde nu tot een de uitgave van een belangrijk historisch document: de tv-registratie van de Oostenrijkse première van Lulu op 9 juni 1962 in het Theater an der Wien. Tijdens de beginbeelden worden we gewaarschuwd voor de kwaliteit van de oude videobanden, maar die valt alleszins mee. Aan het korrelige zwart-witte beeld raakte ik snel gewend en de geluidsband klinkt zelfs opmerkelijk gaaf en helder.

Wat het werk betreft kan ik kort zijn. Dat horen we hier gelukkig nog zonder het door Cerha voltooide derde bedrijf, een dramaturgisch onding dat niets toevoegt behalve een heleboel lawaai en nog meer verloren tijd. Wat dat betreft ben ik het helemaal eens met de dirigent Christoph von Dohnányi, die mij ooit zei dat 'de lieve God niet voor niets besloten had bepaalde werken onvoltooid te laten.' In plaats daarvan horen we hier de 'Variationen' met de woorden Gräfin Geschwitz, voor mij een van de sterkste momenten uit het hele werk.
Aan de twee bedrijven die daaraan voorafgaan, zal ik geen woord vuil maken. Zo aangrijpend als Wozzeck altijd op mij is overgekomen, zo gekunsteld, onnatuurlijk en volstrekt onnavoelbaar vind ik Lulu. Dat ligt niet aan de muziek. Ook als die niet helemaal het niveau van Wozzeck haalt, is die over het algemeen razend knap geconstrueerd en bij vlagen ook fascinerend. Als je Berg iets zou kunnen verwijten, is het vooral zijn gebrek aan theatraal inzicht dat hem deed kiezen voor de teksten van Frank Wedekind, een lappendeken van ongeloofwaardige personages en voltrekt ridicule situaties, en ik kan absoluut niet begrijpen dat zij zich zo'n status hebben verworven. Als toneelteksten vind ik ze al onverdraaglijk, laat staan als basis voor een opera.

De grootste aantrekkingskracht van deze uitgave ligt in het feit dat we hier onder leiding van een grootheid als Karl Böhm een voorstelling meemaken, geheel 'live' vastgelegd, met een paar solisten die operageschiedenis hebben geschreven, maar van wie we nauwelijks of in het geheel geen representatief beeldmateriaal bezitten. Zo zien we hier een jonge Evelyn Lear, nauwelijks drie jaar na haar operadebuut in Berlijn, in een van de moeilijkste rollen uit het hele sopraanrepertoire. Hoewel zij tegen de helse coloraturen minder goed opgewassen was dan in onze tijd Laura Aikin, geeft zij een bewonderenswaardige vertolking waarin zowel haar vocale kwaliteiten als haar theatertalent ten volle naar voren komen.

Naast haar staan twee legendes van het Duitse operatoneel tijdens de eerste jaren na de oorlog. De toen al 65 jaar oude Paul Schöffler zien we hier weliswaar in zijn nadagen, maar toen was hij nog altijd een markante Dr. Schön met een breed getimbreerde basbariton zoals we die nu nog maar zelden horen, en de 47 jaar oude Rudolf Schock bewijst wederom dat hij vóór zijn overstap naar de operettewereld een van de veelzijdigste operatenoren van zijn tijd was, een van de weinige zangers die zich thuis leek te voelen in een beruchte rol als Bacchus in Strauss' Ariadne auf Naxos en hier een overtuigende Alwa, hoewel hij in deze rol hoorbaar zijn grenzen bereikte.

In de kleinere rollen vinden we namen die bij kenners nog altijd een belletje doen rinkelen, zoals Hilde Konetzni, Gisela Litz, Kurt Equiluz, Peter Klein en Alois Pernerstorfer, terwijl de Wiener Symphoniker bewijzen dat dit 'tweede orkest' van Wenen voor zo'n lastige partituur zijn hand niet omdraaide. De orkestklank van deze opname van ruim een halve eeuw oud is natuurlijk niet optimaal, maar dat past eigenlijk wel bij de beelden. Die bieden in decors van Casper Neher een regie van Otto Schenk die naar moderne begrippen misschien een beetje braaf is, maar die alle levendigheid en duidelijkheid biedt waartoe Schenk met deze partituur in staat was, en ook dat heeft zijn charme.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links