DVD-recensie

De tenor als ster

 

© Paul Korenhof, maart 2018

 

Bellini: I puritani

Miklós Sebestyén (Lord Gualtiero Valton), Nicolas Testé (Sir Giorgio Valton), Javier Camarena (Lord Arturo Talbo), Ludovic Tézier (Sir Riccardo Forth), Antonio Lozano (Sir Bruno Robertson), Annalisa Stroppa (Enrichetta di Francia), Diana Damrau (Elvira)
Teatro Real de Madrid
Dirigent: Evelino Pidò
Regie: Emilio Sagi
BelAir Classiques BAC 142 (2 dvd's)
Opname: Madrid, juli 2017

 

Na de luid bejubelde voorstellingen met Diana Damrau en Javier Camarena aan de Met keek ik met spanning uit naar de dvd van I puritani uit Madrid met dezelfde twee solisten in de hoofdrollen. Het bleek het wachten waard en in het bijzonder vanwege de Mexicaanse tenor, die na zangers als Giacomo Lauri-Volpi, Gianni Raimondi, Alfredo Kraus, Luciano Pavarotti en Juan Diego Flórez eveneens een geheel individuele, niet met zijn grote voorgangers vergelijkbare Arturo neerzet. Wat dat is toch opmerkelijk aan deze in veler ogen 'oppervlakkige' belcanto-opera: het is niet alleen een werk vol bijzondere psychologische dramatiek, maar de beide hoofdrollen bieden ook de mogelijkheid tot heel individueel gekleurde vertolkingen.

De nu 42 jaar oude Camarena, een zanger die tamelijk lang in de schaduw is gebleven en daardoor in betrekkelijke rust aan zijn zang en zijn repertoire heeft kunnen werken, legt al meteen in de eerste maten van 'A te, o cara' zijn kaarten op tafel. Terwijl de meeste zangers hier hun stem open gooien en zich als stertenor met helder getimbreerde virtuositeit aan alle aanwezigen, inclusief de toeschouwers presenteren, richt Camarena zich in warm en liefdevol gehouden klanken tot zijn geliefde Elvira, daarmee een intimiteit creërend die ik in deze muziek zelden zo sterk heb ervaren. Zijn frasering en tekstbehandeling zijn daarbij exemplarisch en al bij zijn eerste hoge c wordt duidelijk dat de liefhebbers van vocale doelpunten in de loop van de voorstelling ruimschoots aan hun trekken zullen komen.

Camarena vervolgt met een uitstekende, in beheerste dramatiek gehouden scène met Enriquetta en Riccardo om in het derde bedrijf terug te keren voor een duet met Elvira dat wederom doortrokken is van tederheid zonder dat we aan vocale virtuositeit tekortkomen. Het befaamde ensemble 'Credeasi misera' met een centrale rol voor de tenor Arturo groeit hier zelfs uit tot een onvervalste soloscène waarin Camarena zijn vocale kwaliteiten opnieuw in dienst stelt van de emoties.
Die scène, in Bellini's oeuvre een melodisch hoogtepunt dat in die zin alleen overtroffen wordt door 'Ah, non credea' in La sonnambula, krijgt hier een intensiteit die ik er zelden in gehoord heb. Jammer is alleen dat in deze 'partituurgetrouwe' uitvoering de inmiddels traditionele cabaletta van Elvira uit de Napolitaanse versie ontbreekt. Natuurlijk, puristisch bezien hoort die muziek er niet in, maar zij vormt wel een emotionele en dramatische afronding die ik bij het toch abrupte Parijse slot node mis.

Elvira is nog steeds een van Damrau's grote belcantorollen en deze opname komt nog net op tijd of misschien zelfs al een fractie te laat. De Duitse sopraan is evenmin als Camarena een 'notenautomaat'. Ook zij laat in dit werk de romantiek onder de voor bel canto vereiste stembeheersing doorklinken en geeft op dat punt de muziek het volle pond, vooral in de waanzinscène, een juweeltje van psychologisch gedetailleerd muziekdrama, en in de wisselende emoties tijdens het duet in het laatste bedrijf. Het zingen van een breed repertoire in vaak grote zalen begint inmiddels (zij is nu 47) echter zijn tol te eisen, vooral in het hogere register, waar haar timbre niet meer altijd de gewenste fragiliteit kan ontplooien, terwijl ook de topnoten al aan straling beginnen te verliezen.

De Franse bariton Ludovic Tézier is geen onbekende in dit repertoire. Zijn Enrico Ashton in Lucia di Lammermoor was ooit exemplarisch en hier maken wij hem mee als een fraai zingende en beheerste, zelfs iets te beheerste Riccardo. Meer 'Italiaanse' emotionaliteit had niet misstaan en in zijn legato is hij toch de mindere van zangers als Piero Cappuccilli en Renato Bruson. Het legendarische 'Puritani-kwartet' wordt afgerond door Damrau's echtgenoot, de basbariton Nicolas Testé, als helaas wat kleurloze en hooguit adequate Giorgio Valton.

Dat de voorstelling als geheel niet altijd van de grond komt, vindt zijn oorzaak in de routineuze, soms te romantische directie van Evelino Pidò die er niet in slaagt de grote lijnen strak te houden. Zo weet hij in het slot van het eerste bedrijf ('Oh, vieni al tempio') met die typisch belliniaanse combinatie van orkestrale ritmiek en vocale melodische lijnen de climax niet optimaal uit te bouwen, waardoor een sterk emotioneel moment bijna de mist in gaat. In die aanpak past ook een niet helemaal idiomatische versnelling voor Elvira's laatste 'O rendetemi' aan het slot van de waanzinscène plus een paar stilistisch onjuiste tempowisselingen in de cabaletta erna..

De regie van Emilio Sagi is op sommige momenten eveneens wat rommelig, maar volgt over het geheel braaf het verhaaltje en de opname maakt dat de opera in klank en beeld goed uti de verf komt. Minder geslaagd is ook hier weer het eindeloos ronddraaiende menumuziekje dat vooral irriteert als het meteen achter het korte applaus na de eerste akte wordt opgestart. Een technisch schoonheidsfoutje is de lelijke drop-out als gevolg van de laagwisseling tijdens het voorspel tot 'A te, o cara'.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links