DVD-recensie

 

© Paul Korenhof, november 2016

 

Bellini: I Capuleti e i Montecchi

Joyce DiDonato (Romeo), Olga Kulchynska (Giulietta), Benjamin Bernheim (Tebaldo), Roberto Lorenzi (Lorenzo), Aleksej Botnarciuk (Capellio)
Chor der Oper Zürich
Philharmonia Zürich
Dirigent: Fabio Luisi
Accentus Music ACC10353 (Blu-ray)
Opname: Zürich, September 2015

 

Sinds een voorstelling in het Holland Festival 1966 behoort I Capuleti e i Montecchi tot mijn favoriete opera's. Het het duurde heel lang eer ik mezelf ervan had overtuigd dat dit niet alleen een kwestie was van pure nostalgie, te danken aan zangers als Giacomo Aragall, een jonge Luciano Pavarotti en een onvergetelijke Margherita Rinaldi, met in de bak het Residentie Orkest onder leiding van een jonge Claudio Abbado. Daar ben ik inmiddels overheen. Muzikaal is het beslist niet over de gehele linie een meesterwerk, maar de partituur bezit absoluut meer kwaliteiten dan men ons anderhalve eeuw lang deed geloven en het schijnt dat dit opeens tot iedereen begint door te dringen. Momenteel lijkt het werk zelfs Bellini's meest gespeelde opera, iets waartoe zonder meer heeft bijgedragen dat de mezzosopraan Joyce DiDonato de rol van Romeo in haar hart heeft gesloten. Dat leidde zelfs al tot twee, kort na elkaar verschenen opnamen op dvd/bd uit San Francisco en Zürich, en in de week waarin ik deze recensie schreef, vertoonde Mezzo-tv ook nog een opname uit Barcelona van de productie uit San Francisco.

De voorstelling uit Zürich die nu door Accentus werd uitgebracht (dvd en blu ray) had ik vorig jaar ontzettend graag willen zien. Het vliegticket had ik zelfs al bijna in mijn zak, maar op het laatste moment diende zich iets anders aan en besloot ik toch maar niet te gaan. Daar kreeg ik al heel snel spijt van en het zien, maar vooral horen van deze opname maakte dat alleen nog maar erger. Vanwege het werk zelf, maar in dit geval vooral vanwege vooral ook vanwege de vocale bijdragen.

De eerste verrassingen boden zich al aan tijdens de openingsscène met de in soepele belcantolijnen gezongen Capellio van de (Moldavische?) bas Aleksej Botnarciuk en de jeugdige, kernachtige Lorenzo van de ook in Nederland niet meer helemaal onbekende basbariton Roberto Lorenzi. Een absoluut winstpunt dat deze rol nu eens als een volwaardige hoofdrol bezet is. Het is een kleine rol, maar zijn scènes zijn - ook muzikaal - te belangrijk voor een comprimario op leeftijd.
Daarna ging ik helemaal rechtop zitten voor de Tebaldo van Benjamin Bernheim. Deze jonge Franse tenor lijkt alles in zich te hebben voor een mooie carrière in - voorlopig nog - het lyrische repertoire: muzikaliteit, heldere dictie, een slank en individueel timbre met een duidelijke kern en een degelijke techniek. Wel moet hij zich nog iets meer in het bel canto laten inwijden, en dan vooral in de kunst om melodische lijnen en legatobogen vloeiend door te trekken, al speelt wellicht een rol dat hij zich in deze voorstelling in zijn zang heeft laten beïnvloeden door een regie die hem agressiever en vooral minder romantisch maakt dan de muziek suggereert.

De grote verrassing was echter de Giulietta van Olga Kulchynska, een nu 26 jaar oude sopraan uit Oekraïne die vorig jaar eerste werd in het Francisco Viñas Concours te Barcelona en meteen daarna in deze productie mocht inspringen. Haar timbre klinkt soms ietwat metalig, maar daartegenover staan ook schitterende momenten als een met ontroerend morbidezza gezongen 'Ah, non poss'io partire'. Jammer dat zij dat bij en boven forte niet helemaal weet vol te houden, maar voor een zangeres met zo weinig ervaring aan het begin van haar carrière levert zij een formidabele prestatie die hoge verwachtingen wekt voor het Italiaanse bel canto. Nu maar duimen dat zij de juist coach heeft (of vindt) om haar de komende jaren te begeleiden.

De Romeo van Joyce DiDonato straalt dezelfde gloed en dezelfde trefzekerheid uit als haar vertolking in San Francisco die echter op sommige momenten, vooral in de cabaletta's, net iets markanter overkwam. Dat kan te maken hebben met de directie van Fabio Luisi die de opera minder vanuit de vocale lijnen en meer vanuit de orkestpartij lijkt te dirigeren dan Riccardo Frizza in Frisco. Door die pogingen meer drama in de muziek te leggen komen de souplesse en de specifiek belliniaanse golving enigszins in het gedrang, onder meer in het slotdeel van het duet Romeo-Tebaldo. Juist Luisi's pogingen de muziek op te stuwen naar grotere dramatische spanning doorbreekt de oppervlaktespanning van de vocale lijnen die het bel canto van Bellini zo opwindend kan maken.

De enscenering
Voor de regie tekende Christoph Loy die in Amsterdam enkele jaren geleden een sobere maar uiterst muzikale en tekstgerichte Arabella neerzette, maar van wie wij ook weten dat hij het Italiaanse repertoire menigmaal minder 'tekstgetrouw' en eigenzinniger benadert. Zo ook hier. Dat voor de opera gebruik wordt gemaakt van strakke moderne interieurs en redelijk formele eigentijdse kostuums, vind ik prima, zeker als het gaat om de esthetisch overtuigende ontwerpen van Christian Schmidt. Bovendien speelde Eduard Verkade bijna een eeuw geleden Hamlet al in rokkostuum en laten we eerlijk zijn: ook Shakespeare gebruikte voor zijn voorstellingen eigentijdse kostuums. En wat ik al vaker heb aangehaald: de overtuigendste voorstelling die ik ooit zag van Verdi's Macbeth werd in 'concertkleding (rokkostuum en avondjurk) gespeeld op een bijna leeg toneel.

Zodra men de uitgangspunten van Christoph Loy accepteert, is zijn personenregie bovendien voortreffelijk: strak, gedetailleerd en met grote precisie in de karakteriserende details, dus op dat punt had het een voor honderd procent overtuigende voorstelling kunnen worden. Helaas kon Loy zich echter niet weerhouden om in zijn 'interpretatie' van de plot een 'eigen invulling ' te geven, waardoor het in feite geen interpretatie van Bellini's opera meer is.

De gebeurtenissen komen redelijk overeen met die in het libretto van Felice Romani, maar Loy plaatst die in geheel nieuw kader waardoor een totaal ander verhaal ontstaat. Dat begint al met de openingsbeelden, waar hij ons tijdens de 175 maten van Bellini's orkestrale introductie laat kijken naar een draaitoneel met achtereenvolgens:
- een meisje, een kind nog, dat in een feestelijke witte jurk met een doopkaars ('plechtige communie' of ander katholiek ritueel?) met enkele verwanten (?) wacht op gasten en even later uitgelaten met een iets oudere jongen naar een andere kamer gaat;
- een oudere vrouw in een lang witte japon die in de vrijwel kale werkkamer van de heer des huizes smartelijk voor zich uit staart en over haar haren wrijft op de manier waarop wij zowel dat kleine meisje als later Giulietta dat nog regelmatig zien doen;
- het meisje dat in een (haar?) slaapkamer door haar vader wordt uitgekleed en dan door een dokter (Lorenzo) onderzocht;
- als het meisje daarna de badkamer in gaat, volgt haar vader haar en blijft hij daar bij haar staan terwijl zij haar eigen haren streelt (waarbij opgemerkt kan worden dat regisseur Vincent Boussard in San Francisco ook al een zekere fascinatie vertoonde voor Giulietta's badkamer - met de wastafel op dezelfde plaats op het toneel);
- intussen draait het toneel door en zien wij in een nieuwe kamer een vrouw (de oudere Giulietta - maar dat weten wij nog niet) met het bebloede lijk van een jongeman;
- de waarschijnlijke moordenaar, een androgyne jongeling die later zwijgend door de hele opera heen zal lopen, leunt in een volgende kamer peinzend tegen een muur met vóór zich een vijftiental andere lijken onder wie de moeder (?) van het meisje en loopt dan tussen de lijken door naar buiten waar nog enige slachtoffers liggen;
- het toneel draait nu door naar de werkkamer waar de oudere vrouw nog steeds haar haar streelt, nu in het gezelschap van vier bruut afgeslachte doden;
- vervolgens gaan we weer naar de slaapkamer waar het meisje, nu weer geheel gekleed, op bed zit, eveneens haar haren strelend en met zes lijken om zich heen;
- de korte sinfonia eindigt in de badkamer waar ook nog eens twee lijken liggen.

Voor de goede orde: dit alles duurde nog geen vijf minuten, maar als de opera zelf begint zijn alle lijken gelukkig wel opgeruimd. Wel zullen we gedurende de gehele opera aan deze sequens van beelden herinnerd worden, al was het maar door Giulietta als zij haar karen streelt, of door de zwijgende onbekende die te pas en te onpas opduikt. Ook de scène in de badkamer blijft terugkeren, onder meer aan het slot van het tweede tafereel als Romeo vanuit een andere kamer naar een Giulietta-double met haar vader op dezelfde manier bij de wastafel ziet staan als het meisje tijdens de sinfonia. En de androgyne jongeling maakt niet alleen zwijgend deel uit van de scènes van Romeo en Giulietta, maar duikt tijdens het derde tafereel opeens op in een avondjurk (diverse mannelijke koorleden eveneens - mij ontgaat hier heel veel . . .) waarna de eerste finale uitloopt op een herhaling van de expositie van lijken die wij al tijdens de sinfonia hebben mogen aanschouwen. (Het gebrek aan logica gaat trouwens door tot aan de slotmaten, waar we horen dat Lorenzo aan Capellio verwijt dat de gelieven 'allebei dood' zijn, terwijl Giulietta dat duidelijk niet is en zelfs even later herrijst en de slaapkamer uit loopt!)

Zo zitten er in deze voorstelling talloze, ongetwijfeld uiterst diepzinnige visuele elementen waar moderne regisseurs en dramaturgen ongetwijfeld laaiend enthousiast over zullen zijn, maar verder dan iets als 'Giulietta (of de vrouw) als slachtoffer van een mannenmaatschappij' kom ik niet. In een begeleidend interview vraagt Loy in dit verband aandacht voor het feit dat Bellini 'bewust' voor Romeo een vrouwenstem heeft gekozen, maar dat ontgaat mij. Hoezo bewust? In een opera uit de tijd van het bel canto, vóór de 'emancipatie' van de tenorstem in serieuze opera's was het heel normaal dat jonge minnaars in travestie werden gezongen. Let wel: we praten hier over de nadagen van het 18de-eeuws bel canto, toen de castraat nog niet helemaal uitgestorven maar in de Italiaanse opera wel op zijn retour was. Volgens de conventies van die tijd kwam een 'mannelijk' stemtype niet eens in aanmerking!

Van de op dit getheoretiseer gebaseerde regie zal de gemiddelde operaliefhebber echter geen brood kunnen bakken, laat staan dat hij weet wat dat alles met het verhaal van Romeo en Giulietta te maken heeft. Voor wie al die humbug weet weg te cijferen en 'ziet' - op basis van wat hij hoort! - dat Giulietta en Romeo in elkaar geïnteresseerd zijn op een manier die overeenkomt met wat Romani en Bellini ons willen doen geloven, is dit echter een mooie, bij vlagen zelfs bijzonder sterke voorstelling.

De uitgave
Hoe we ook over het draaitoneel bij deze productie denken, het is wel een uitdaging voor een beeldregie met een bescheiden hoeveelheid close-ups. De nadruk ligt hier op het drama waarbij schitterend camerawerk naast de details ook de knappe belichting goed laat uitkomen. Een audiokanaal (PCM en DTS 5.1) met een sfeerrijke theaterbalans geeft de stereokanalen weer in 48kHz/24bit bij maar liefst 2.3 Mbps. Een bijzondere vermelding verdient eveneens het dikke, stevige boekje dat zelfs een dikker doosje noodzakelijk maakte dan we bij normale blu-ray discs aantreffen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links