DVD-recensie

Is dit bel canto?

 

© Paul Korenhof, november 2012

 

 

Bellini: I puritani

Mariola Cantarero (Elvira), John Osborn (Lord Arturo Talbot), Scott Hendricks (Sir Riccardo Forth), Riccardo Zanellato (Sir Giorgio Walton), Fredrika Brillembourg (Enrichetta di Francia), Daniel Borowski (Lord Gualtiero Walton), Gregorio Gonzalez (Sir Bruno Robertson), Koor van De Nederlandse Opera, Nederlands Philharmonisch Orkest
Dirigent: Giuliano Carella
Regie: Francisco Negrin

Opus Arte OA 1091 D

Opname: Amsterdam, 4 februari 2009


Lekker Indisch eten doe je niet bij de Chinees en omgekeerd. Dat snapt inmiddels iedere Nederlander. Bij De Nederlandse Opera beseffen ze ook heel goed dat je voor een goede uitvoering van een barokopera een team van barokspecialisten nodig hebt en liefst ook nog een compleet barokorkest. Heel begrijpelijk dus dat met teleurstelling gereageerd werd toen dit vanwege de bezuinigingen een stuk moeilijker ging worden. (In Enschede, waar diezelfde bezuinigingen heel wat meer - en onherstelbare! - schade hebben aangericht, zouden ze dit overigens een luxeprobleem vinden.)

Als het gaat om werken uit het begin van de 19de eeuw, die overigens eveneens als 'bel canto' worden aangeduid, blijkt De Nederlandse Opera opeens heel wat minder bezorgd op het punt van muzikale stilistiek. Bij uitvoeringen van opera's van Donizetti en Bellini lijkt vooral te worden gezocht naar middelen om dit repertoire 'dramaturgisch interessant' te maken, met als gevolg onder meer enkele scenisch totaal mislukte voorstellingen van L'elisir d'amore en Norma . Om de muzikale stilistiek van dit late 'bel canto' (het repertoire draagt die naam niet voor niets!) lijkt men zich minder te bekommeren, laat staan dat dit tot uitgangspunt van de voorstelling wordt gemaakt.
Die stilistische onverschilligheid werkt al negatief bij werken van Donizetti (die internationaal overigens regelmatig gezongen worden als opera's van Puccini), maar het is dodelijk voor de muziek van Bellini, die volledig draaien om de zang als drager van de tekst en van de betekenis van die tekst. En om die tekst zo goed mogelijk te laten uitkomen, paste Bellini niet alleen zijn instrumentatie aan, maar hij schreef ook nog eens partituren die gericht waren op de dramatische voortgang van die zanglijnen, bijvoorbeeld door zijn gewoonte op belangrijke momenten met brugpassages applaus te voorkomen. Je zou zeggen dat iedere theatermaker een componist daarvoor dankbaar zou mogen zijn, maar niets daarvan. Hoewel Bellini als operacomponist op één lijn geplaatst kan worden met Monteverdi en Verdi, geldt hij voor menigeen nog altijd als 'muzikaal oninteressant'. Vanwege zijn 'zwakke instrumentatie' ? Of vanwege zijn concentratie op emoties en stemmingen, die bij hem prioriteit hebben boven dramatische lijnen? Dat laatste zou toch een beetje vreemd zijn, want op dit punt verschilt Bellini weinig van de componisten van de 18de-eeuwse opera seria die in Amsterdam aanmerkelijk hogere aangeschreven staan.

Bellini's I puritani, is een heel bijzonder werk, ondanks het feit dat het libretto geschreven werd door de minder getalenteerde Carlo Pepoli. In zijn laatste werk lijkt Bellini namelijk te zoeken naar een nieuwe 'stijl', theatraler en met meer aandacht voor de rol van het orkest. Waartoe dat zou leiden, zullen we nooit weten. De componist stierf kort na de voltooiing, ruim een maand vóór zijn 34ste verjaardag. Op die leeftijd moest Verdi al zijn grote werken nog schrijven en de Italiaanse operageschiedenis had er waarschijnlijk heel anders uit gezien, als Bellini niet zo vroeg overleden was!
Stilistisch is I puritani echter nog op en top 'de oude Bellini', met vloeiende melodische lijnen en een overvloed aan subtiele vocale details, waarbij ik moet opmerken dat het nooit draait om vocale virtuositeit, maar dat altijd de expressie vooropstaat. En die expressie richt zich niet alleen op emoties en stemmingen, maar ook de psychologie van de personages. Stemmingen en stemmingswisselingen zijn vrijwel altijd psychologisch gefundeerd en steeds weer toont de componist een scherp oog (of een opmerkelijke intuïtie) voor menselijke zwakheden, bijvoorbeeld in de reacties van Riccardo tijdens de waanzinscène.

Om dit alles optimaal over het voetlicht te brengen is echter wel essentieel dat zangers gespecialiseerd zijn in een belcantotechniek waarbij de expressie volledig geïntegreerd is in een zang die vloeiende lijnen, perfect legato en een zekere mate van morbidezza tot uitgangspunt heeft. Daaraan ontbrak het echter drie jaar geleden in Amsterdam. Er werd heftig gevibreerd, er werden 'dramatische accenten' geplaatst, er werd gesnikt alsof het Puccini was, er werden zelfs 'gevoelige voorslagen' ingelast - er gebeurde kortom van alles en nog wat dat in deze muziek niet op zijn plaats was. Van het belliniaanse bel canto vol pasteltinten en verfijning bleef weinig over en voor een uitgebalanceerde tekstweergave gold hetzelfde, maar in een land waar Bellini en zijn stijl bij het overgrote deel van critici en publiek volledig in de vergetelheid is weggezakt, kwam deze voorstelling daar probleemloos mee weg.
Waar het I puritani betreft, is dat laatste overigens geen wonder. Sinds de voorstelling met Anna Moffo in 1962 hebben we ons in Nederland tevreden moeten stellen met 'halve voorstellingen', hetzij omdat alleen een paar zangers het vuur brandende hielden (de voorstellingen met Cristina Deutekom en Vittorio Terranova), hetzij omdat het concertante uitvoeringen betrof, zonder toneelbeeld, maar dus ook zonder regisseur. (´Gelukkig maar!' hoor ik sommigen denken.') En bij sommige critici vormt het 19de-eeuwse bel canto op zich al een probleem moeilijk, laat staan dat zij begrip kunnen opbrengen voor de 'orkestraal oninteressante 'Bellini. Zij zouden Wagner eens moeten lezen. Die had kennelijk andere oren aan zijn hoofd!

Over de uitvoering kan ik niet veel meer zeggen dan dat ondanks een hoog muzikaal niveau van Bellini weinig te bekennen is. Giuliano Carella heeft het hele ensemble goed in zijn greep, maar regelmatig jast hij de muziek er in een net iets te hoog tempo doorheen, waardoor de zangers - zelfs als zij dat zouden kunnen - weinig kans krijgen om hun klinkers te kleuren, en voor Bellini is dat toch essentieel. Bovendien is er weinig te merken van de melodische golfbeweging die zo typisch belliniaans is, en die aan de basis stond van de door Wagner geadoreerde 'oneindige melodie'. Hier wordt een opera van Bellini behandeld als een 'jonge Verdi', maar het verschil is hemelsbreed!
Van de zangers heeft eigenlijk alleen de bas Riccardo Zanellato begrepen waarom het gaat. De tenor John Osborn heeft alle noten in huis (mooi is soms anders.), maar élégance en kleuring zijn ver te zoeken en de bariton Scott Hendricks klinkt zo veristisch alsof hij repeteert voor Scarpia. De sopraan Mariola Cantarero toont inzet en betrokkenheid, maar is hier absoluut niet op haar plaats. Bel canto is gebaseerd op controle van de stem (en dus ook van het vibrato!) en verlangt dat in een waanzinscène de stem in de hoogte onwerelds in de melodische lijnen kan wegvloeien. Niet daarvan bij deze sopraan, die bovendien haar hoogte er ongecontroleerd uit lijkt te persen. Is dit bel canto?

De regie vormde echter het meest ridicule element van de voorstelling. Het begint allemaal schijnbaar normaal als een typisch romantisch liefdesverhaal zoals dat in de eerste helft van de 19de eeuw populair was, spelend in het Engeland van Cromwell tegen een decor van politieke verwikkelingen. Regisseur Francesco Negrin besloot echter dit decor tot opera te maken en toont een drama over politieke onverdraagzaamheid waarvan de arme Elvira het willoze slachtoffer wordt. Ook dat was misschien nog aanvaardbaar geweest als hij de muziek gerespecteerd had, maar niets daarvan. Meteen al in het eerste tafereel verandert hij de sentimenteel verliefde Riccardo in een ordinaire operaschurk en waar het maar kan, geeft hij daarna de scènes een politieke inhoud. Zo wordt het eerste tafereel van het tweede bedrijf een parlementszitting waar over leven en dood beslist wordt (als Bellini dat zo had gewild, had hij er beslist andere muziek voor geschreven!) en in het verlengde daarvan wordt Elvira's waanzinscène geen psychologisch portret, maar de schildering van een wanhopig individu als slachtoffer van partijstrijd.

Het bontst maakt Negrin het echter tijdens het slottafereel, waar de muziek duidelijk een 'happy ending' suggereert. Bij de opkomst van het koor na het liefdesduet van Elvira en Arturo laat hij de laatste zonder vorm van proces door Riccardo neerschieten. In deze toch al niet stijlbewuste uitvoering wordt het daarop volgende kwartet onvermijdelijk een larmoyante bedoening, stilistisch totaal misplaatst, en daarna moest er natuurlijk ook nog iets verzonnen worden voor de aria van Elvira, die het werk niet alleen in blijde uitbundigheid afsluit, maar die daarbij ook nog geassisteerd wordt door de stem van de hier inmiddels overleden Arturo. De oplossing: we laten Elvira gewoon weer waanzinnig worden en dan kan alles, inclusief de stem van Arturo in haar gedachten. Waar waanzin al niet goed voor is! Dat Bellini ook voor die scène beslist andere muziek zou hebben geschreven is bijzaak. Voor regisseurs en operaleiders komt de muziek immers op de tweede plaats (en zelfs met die tweede plaats mogen we soms al blij zijn.).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links