Componisten/werken

Frank Martin:

"Menselijke emoties zijn slechts te verwoorden tegen een tonale achtergrond"

 

© Maarten Brandt, 1996

 

In het veelkleurige bonte landschap van structuren, stijlen, trends en experimenten dat de twintigste eeuw rijk is, neemt het oeuvre van de in Génève geboren Frank Martin (1890-1974) een eigen plaats in. De uitspraak "elke regel heeft louter tot doel de stijl te verrijken" is in hoge mate typerend voor deze componist, die een belangrijk deel van zijn leven, namelijk vanaf 1946 tot aan zijn dood, in Nederland heeft doorgebracht, het land waarin veel van zijn muziek tot klinken is gekomen en nog komt onder dirigenten van wereldfaam als Eduard van Beinum, Eugen Jochum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly en Reinbert de Leeuw.

Frank Martin was het tiende en laatste kind uit een predikantsgezin. Zijn muzikale aanleg kwam al spoedig aan het licht. Zo kon hij reeds geruime tijd voor hij naar school ging uitstekend met de piano overweg en improviseerde hij naar hartelust. Op negenjarige leeftijd schreef Martin al voortreffelijke liedjes, in een periode dus toen hij nog geen lessen in harmonie en contrapunt had ontvangen. Drie jaar later woonde Martin voor het eerst een uitvoering van Bach's Matthäus Passion bij, een ervaring die niet alleen een onuitwisbare indruk heeft achtergelaten, maar wat méér is: van beslissende invloed voor zijn vorming als musicus is gebleken. De componist zelf heeft ooit toegegeven gedurende deze gebeurtenis het gevoel te hebben gehad in de hemel opgenomen te zijn geweest: "Ik beluisterde het werk van begin tot eind, zónder meer te weten waar ik was", aldus Martin. Het zal in dit licht niemand verbazen dat er voor Martin, in weerwil van zijn veelzijdige stilistische oriëntatie, in feite slechts één leermeester is geweest, namelijk Johann Sebastian Bach.

Doorwerking

Na zijn gymnasiumopleiding te hebben afgesloten, studeerde Martin twee jaar wis- en natuurkunde aan de universiteit van zijn geboortestad. Vrijwel gelijktijdig bekwaamde hij zich in de muziektheoretische vakken, compositieleer en pianospel bij Joseph Lauber. Speciaal de instrumentatiekunst werd grondig uitgediept, iets wat Martin geen windeieren heeft gelegd, blijkens onder meer het somptueuze en vol koloristisch raffinement stekende orkestwerk `Les Quatres élements` (1963/64), dat op 12 december 1965 door Bernard Haitink en het Koninklijk Concertgebouworkest voor het eerst in ons land is gespeeld. De prilste composities van Martin staan nadrukkelijk onder invloed van Bach, en om twee andere voorbeelden te noemen, Chopin en Franck. Anders dan men wellicht zou verwachten, voelde Martin zich voorshands sterker aangetrokken tot de Duitse dan de Romaanse traditie van Debussy, Ravel en Stravinsky. Opmerkelijk is, dat hij - en dit blijkt al heel duidelijk uit de Sonate voor viool en piano uit 1913 - in het bijzonder gefascineerd is door het fenomeen doorwerking: "Van meet af aan had ik bij het doorspelen van de klassieke en romantische sonates op de piano door doorwerking véél liever dan de expositie en wel omdat er in de doorwerking meer dramatische, soms ook modulerende (moduleren= het overgaan van de ene toonsoort in de andere) en chromatische mogelijkheden zijn. En dat is nu precies wat mij in de klassieke werken aantrekt." Die voorliefde voor chromatiek is Martin overigens zijn hele leven trouw gebleven. In de jaren 1918-1926 verbleef Martin periodiek in Zürich, Rome en Parijs. Omstreeks 1932 vond een belangrijke omwenteling plaats. Toen leerde hij de twaalftoonstechniek van de grote mentor van de Tweede Weense School, Arnold Schönberg, kennen. Martin was aanvankelijk ten zeerste door deze methode geboeid, aangezien bepaalde facetten ervan hem wel degelijk bruikbaar toeschenen voor zijn eigen klankidioom. Met Schönbergs apert atonale principe kon hij daarentegen geenszins uit de voeten, wezensvreemd als dit laatste hem was.

Spanning en ontspanning

Wil dit zeggen dat Martin geen twaalftoonsreeksen hanteert? Allerminst. Een van Martins belangrijkste en meest bekende composities, zijn befaamde `Petite symphonie concertante` voor piano, klavecimbel, harp en dubbel strijkorkest uit 1945 - en een jaar later getranscribeerd voor groot orkest als `Symphonie concertante` - begint zelfs met zo'n reeks. Het verschil met Schönberg schuilt in de omstandigheid dat de tonaliteit niet wordt verloochend. De mogelijkheden van de reeksentechniek zijn door Martin uitsluitend en alleen op hun melodische mérites uitgebuit. Met andere woorden, Martin was tegen atonale muziek en ervoer volslagen atonaliteit als een wereld zónder zwaartekracht, zónder rechte hoeken. Hieruit volgt dat in de optiek van deze componist niet elke toon, zoals dit in de atonale werken van Schönberg wel geldt, gelijk is in waarde, maar dat er daarentegen een duidelijke hiërarchie moet zijn onder de verschillende tonen. Niet zonder reden speelt dan ook het kwintinterval in menig stuk van Martin een vitale rol, omdat de kwint - net als in iets mindere mate de terts en de sext - een tonaliteitbepalend gegeven is. Met dien verstande, dat het begrip `tonaliteit` in onderhavig verband niet in de strikt klassieke zin dient te worden opgevat, aangezien de context in het werk van Martin veel vrijer is en bestaat bij de gratie van een chromatisch kader. Een gemiddelde, kortom, waarin de halve toonsafstanden heel essentieel zijn omdat deze in verregaande mate het koloriet (chroma= kleur) bepalen en voorts een hoge graad van melodische continuïteit garanderen. "Wat instinctief tot de mensen spreekt", aldus Martin, "wordt in diepste wezen in het leven geroepen door de harmonische ontwikkeling van spanning en óntspanning. Menselijke emoties zijn slechts te verwoorden door middel van een tonale achtergrond."

Pedagogische werkzaamheden

Behalve als componist was Martin als uitvoerend musicus, pedagoog en functionaris in het muziekleven buitengewoon actief. Memorabele feiten uit de jaren 1926-1946 zijn: de oprichting van de `Société de Musique de Chambre de Génève` (1926), die door Martin maar liefst tien jaar met verve is geleid in de hoedanigheid van pianist en klavecinist. Tevens doceerde hij improvisatie en theorie van het ritme aan het `Institut Jacques-Dalcroze` en had hij de supervisie over de kamermuziekklassen van het Geneefse conservatorium. Tussen 1933 en 1940 was Martin artistiek directeur van het `Technicum Moderne de Musique`, terwijl hij in 1941 het voorzitterschap van de `Association de Musiciens Suisses` aanvaardde. Deze functie bekleedde hij tot in 1946, hetzelfde jaar als waarin hij met zijn Nederlandse echtgenote Maria Boeke naar ons land vertrok. Eerst verbleef hij tien jaar in Amsterdam, de stad waarin onder meer het grootse en lyrische oratorium `Golgotha` (1948) ontstond. In 1956 vestigde het echtpaar zich definitief te Naarden en nadat Martin in 1957 zijn docentschap aan de `Staatliche Hochschule für Musik` te Keulen had beëindigd, legde hij zijn pedagogische werkzaamheden terzijde, teneinde zich zodoende voortaan geheel aan het componeren te kunnen wijden.

Binnen het omvangrijke oeuvre van Frank Martin nemen de oratoria een aparte plaats in. In mei 1973 leidde de componist de wereldpremière van zijn `Requiem`, een gebeurtenis die in de kathedraal van Lausanne door de aanwezigheid van een immense schare toehoorders werd opgeluisterd en alom een diepe indruk achterliet. Tot aan het einde van zijn leven bleef Martins creatieve spankracht ongebroken, getuige het feit dat hij nog tien dagen vóór zijn dood op 21 november 1974 werkte aan de cantate `Et la vie l'emporta`.

Overwinning

Het werd aan het begin van deze beschouwing al gesignaleerd: Martins eigen plaats in het twintigste eeuwse muzikale landschap is ondubbelzinnig. Alleen al het feit dat hij zich aanvankelijk liet inspireren door de Duitse classici en romantici spreekt boekdelen in een tijd waarin het juist componisten als Wagner, Mahler, Schönberg, Debussy en Stravinsky waren, die de richtinggevend waren. Pas veel later in zijn ontwikkeling kwam Martin in aanraking met speciaal het werk van de grote Franse impressionisten. Dit in het bijzonder dankzij de contacten met de dirigent Ernst Ansermet, die niet alleen enorm op de bres stond voor Debussy, Ravel, De Falla en Stravinsky, maar tevens een immense bewondering koesterde voor de muziek van Martin, die hij dan ook regelmatig ten doop hield dan wel op zijn programma's nam.

Wie het gehele oeuvre van Martin overziet, zal moeten onderkennen dat er door de bank genomen een door en door optimistische levensvisie uit spreekt en dat is opnieuw een eigenschap die deze componist wezenlijk doet verschillen van de overgrote meerderheid van zijn belangrijke tijdgenoten. Zeker, ook tragiek komt op gezette tijden in Martins werk aan bod - te denken valt uiteraard aan de orkestrale zangcyclus `Der Cornet` gebaseerd op Rilke's `Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke` (1942/43), maar tevens aan `In terra pax` voor gemengd koor, solisten en orkest (1944) en `Golgotha` - zij het dat die nooit overheerst en laat staan, triomfeert. "Hij geloofde onwankelbaar in de overwinning van het goede, de liefde", memoreert Maria Martin-Boeke, "denk alleen maar aan `Golgotha` waarin het geheel niet met de kruisiging ophoudt, maar zich integendeel, uitstrekt tot het Paasfeest. Iets vergelijkbaars zie je bij het `Requiem`, dat eindigt in het licht." Anders geformuleerd, voor defaitisme is in Martins klinkende nalatenschap geen plaats.

Menen tal van componisten zich tegenwoordig te moeten engageren met allerlei politiek-maatschappelijke stellingnames, Martin is de diepe overtuiging toegedaan dat de kunst in het algemeen en de muziek in het bijzonder tot oogmerk heeft de mens bóven het dagelijks leven uit te tillen en even in een betere wereld te laten vertoeven. Dit laatste impliceert allesbehalve een gebrek aan sociale bewogenheid, maar onderstreept eerder Martins begaan zijn met de mensen, die hij als zijn broeders beschouwde en met wie hij het beste wat hij had te bieden wilde delen. Het is dit credo die Frank Martin gedurende zijn hele leven zowel als componist en als musicus heeft belichaamd en zoveel is zeker: hij heeft het zich bij het in de praktijk brengen daarvan verre van gemakkelijk gemaakt. Hij werkte buitengewoon langzaam, grondig en gewetensvol aan een stuk, speciaal ook omdat hij aan de architectuur de hoogst denkbare eisen stelde. Om het in Martins eigen woorden samen te vatten: "De wiskundige waarheid is onweerlegbaar, de schoonheid, dèze soort artistieke waarheid, moet overtuigen."


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links