Componisten/werken Golgotha, een gelaagd en veelzijdig oratorium
© Michel Khalifa, april 2024
|
||||
De overwinning van het licht op de duisternis staat centraal in de religieuze muziek van Frank Martin. Dit geldt zelfs voor zijn passie oratorium 'Golgotha', dat zich daardoor van beroemde tegenhangers uit het verleden onderscheidt. ‘Wezenlijk en soeverein licht!’ Met deze exclamatie eindigt Golgotha in extatische vreugde, direct nadat koor en vocale solisten de opstanding van Jezus Christus bezongen hebben. De vrolijke en uitbundige toon van de betreffende muziek lijkt op het eerste gezicht te botsen met de zware emoties die het lijdensverhaal met zich meebrengt. Maar voor elke christen zijn het lijden, de dood en de verrijzenis van Jezus onlosmakelijk met elkaar verbonden. In weerwil van Bachs passies besloot Frank Martin dan ook in een vroeg stadium dat de opstanding onderdeel van zijn eigen passie-oratorium zou zijn. Hij gebruikte daarbij verwijzingen naar het ware Licht van God die hij vond in een jubelzang voor de Paaswake (Exsultet) en in de aan Augustinus toegeschreven meditaties. Deze laatste teksten stelden hem ook in staat om binnen de tiendelige compositie een bevredigend evenwicht te vinden tussen de feitelijkheid van het bijbelrelaas en de subjectieve reflectie van een gelovige. Dat licht een sleutelrol in Golgotha moest spelen, stond van meet af aan vast. In juni 1945, een maand na de wapenstilstand in Europa, zagen Frank Martin en zijn vrouw Maria een tentoonstelling van Rembrandts etsen in het Musée d’Art et d’Histoire van hun toenmalige woonplaats Genève. Martin werd diep geraakt door de gravure De drie kruisen. Daarin wordt de gekruisigde Jezus frontaal afgebeeld, verlicht door een hemels licht.
Zo ontstond het plan om een passie te componeren, een voornemen dat Martin zelf als groot Bach-liefhebber ‘bijzonder hoogmoedig’ vond. Sinds hij op z’n twaalfde een uitvoering van de Matthäus-Passion had bijgewoond, was hij in de ban van de Thomascantor. Hij kende elke noot van Bachs passies, maar moest nu een manier vinden om zich aan zijn grote voorbeeld te ontworstelen. Het hielp wel dat hij zonder opdracht en puur vanuit een innerlijke drijfveer zou werken. Tijdens een korte retraite in Chexbres aan het Meer van Genève kwam Martin al wandelend tot de conclusie dat hij bereid was deze uitdaging aan te gaan. Hij stelde de tekst samen en begon in juli 1945 met componeren terwijl hij met zijn gezin vakantie vierde in het zomerhuis van Paul Sacher in Saanen. (Zes jaar eerder had Bartók in datzelfde châlet Aellen zijn Divertimento gecomponeerd, eveneens op uitnodiging van de Zwitserse dirigent en mecenas.) Zoals in de partituur vermeld, voltooide Martin de eerste helft op 5 januari 1946. Hij moest zich vervolgens op andere projecten richten, zoals de Petite symphonie concertante en de muziek bij Racine’s toneelstuk Athalie. In juli 1946 verhuisden de Martins van Zwitserland naar Nederland, het land van Maria. Ze betrokken medio november een huis aan de Amsterdamse Prinsengracht. Begin 1947 hervatte de componist het werk aan Golgotha. Hij rondde de tweede helft in oktober af, met uitzondering van het tiende en laatste tafereel. Dit omvangrijke slotkoor, dat al zo lang had kunnen rijpen, kwam op 8 juni 1948 gereed na slechts enkele dagen werk. In de herfst van datzelfde jaar voltooide Martin de orkestratie, ondanks een onderbreking wegens een concertreis naar Zuid-Amerika. Terugblikkend schreef hij later aan koordirigent Willy Fotsch dat hij en zijn vrouw deze lange ontstaansperiode beschouwden ‘als een gezegende tijd, een heilige week die bijna drie jaar duurde’. Wat de tekstopbouw betreft, vallen de tien taferelen van Golgotha in drie categorieën uiteen. De delen 1, 6 en 10 bevatten geen bijbelteksten en staan geheel in het teken van meditaties. (Zoals besproken wordt in het slotdeel de verrijzenis van Jezus aangehaald, maar dan zonder citaten uit de evangeliën.) In de delen 2, 3, 5, 7 en 9 wordt een evangelietekst telkens gevolgd door een meditatie. Typerend voor deze ‘combinatiedelen’ is de sfeerverandering op het moment dat de opwinding of de tragiek van het bijbelverhaal plaatsmaakt voor een spirituele beschouwing. De overgang binnen deel 7 is bijzonder effectief doordat de herhaalde aanroep ‘Christ!’ overeind blijft: in de bijbeltekst gaat het om vijandelijke kreten door de opgehitste menigte, in de meditatie om liefdevolle tekenen van compassie door de nederige zondaar. De delen 4 en 8 ten slotte bevatten alleen het bijbelse narratief, zonder commentaar. Vermoedelijk vond Martin het belangrijk om de delen 4 en 5 respectievelijk 8 en 9 met elkaar te verbinden om het bijbelse relaas op deze cruciale punten niet te onderbreken. In het eerste geval gaat het om de naadloze overgang tussen het Laatste Avondmaal en het gebed op de Olijfberg bij Gethsemané, in het tweede geval om de kruisweg naar Golgotha vlak nadat Pilatus zijn gevangene aan het volk heeft overgeleverd. Behalve de meditaties van Pseudo-Augustinus gebruikt Martin ook korte fragmenten uit de Belijdenissen van Augustinus en uit het Credo (deel 1), uit psalm 121 (deel 6), uit de Eerste Brief aan de Korintiërs en zoals vermeld uit het Exsultet (deel 10). In zijn libretto en in de muzikale zetting richt Frank Martin zoveel mogelijk de schijnwerpers op de persoon van Jezus, net als Rembrandt in zijn ets. De zanger (bariton) die Jezus op het concertpodium vertolkt, beperkt zich tot deze rol. Verder krijgt Jezus extra aandacht in gebeurtenissen die aan het eigenlijke lijdensverhaal voorafgaan: de intocht in Jeruzalem (deel 2) en de verwijten aan de schriftgeleerden en farizeeën in de tempel (deel 3). Aan de andere kant beperkt Martin het aandeel van andere personages: Judas heeft slechts twee woorden te zeggen en Petrus schittert door afwezigheid. Zelfs de figuur van de evangelist vervaagt, omdat de betreffende citaten beurtelings door de solisten worden gezongen, soms ook door een duet en in deel 9 op verrassend ingetogen wijze door het gehele koor. De twee bijbelse figuren die enigszins uit de verf komen, zijn de Hogepriester (bas) in deel 7 en vooral Pilatus (tenor) in deel 8. Frank Martin, zoon van een calvinistische predikant en groot bijbelkenner, zorgt voor een uitgekiend evenwicht tussen de twee grote delen van Golgotha. In de eerste helft (delen 1-5) manifesteert Jezus zich als emotioneel en kwetsbaar mens tussen de mensen, in de tweede helft (delen 6-10) treedt hij vooral op als afstandelijke en majesteitelijke God. Sterfelijk als mens, rechtvaardig als God: deze typering van Christus in de Belijdenissen van Augustinus (X, 43) zou hier als motto kunnen dienen. In deel 1 citeert Martin een passage uit het betreffende hoofdstuk, waarin de kerkvader over de tweevoudige gestalte van de Heer schrijft.
Maria Martin benadrukt in haar memoires dat haar man ondanks zijn afkomst geen calvinist was, maar een christen in de brede zin. Zelfs op detailpunten in de tekstzetting lijkt Frank Martin een oecumenische houding aan te nemen. Musicologe Maria de Meester wijst erop dat hij bepaalde protestantse uitdrukkingen door katholieke equivalenten vervangt. Blijkbaar hoopte Martin dat zijn tekst zowel protestanten als katholieken zou aanspreken. Hij was dan ook in zijn nopjes toen hij na een uitvoering van Golgotha twee katholieke priesters zich hoorde afvragen of de componist nou katholiek of protestants was. In muzikale zin biedt Golgotha een keur aan zettingen in een breed spectrum tussen sobere homofonie en weelderige polyfonie. Het koor heeft een prominent aandeel. Martin kiest meestal voor donkere orkestkleuren die de tragiek van het lijdensverhaal onderstrepen. Opvallend zijn de inbreng van het orgel binnen de orkestrale textuur en de rol van de fagot als alter ego van de zoekende alt in deel 6. De piano in het orkest speelt vaak in het lage register en laat zich geregeld van zijn meest percussieve kant horen. Zoals gebruikelijk zorgt Frank Martin in navolging van Debussy voor een vloeiende en natuurlijke declamatie van het Frans, waarbij de vocale lijnen van de solisten meestal in trapsgewijze bewegingen voortschrijden. Golgotha werd al op 29 april 1949 in Martins geboortestad Genève ten doop gehouden. Dat het zo snel ging, lag niet aan de componist – hij had niet eens geprobeerd een uitvoering tot stand te brengen – maar aan de Geneefse dirigent Samuel Baud-Bovy, die hem om toestemming had gevraagd de wereldpremière met zijn koorgezelschap Société de Chant Sacré te verzorgen. In de drie jaren daarna volgden succesvolle uitvoeringen in Frankfurt, Zürich, Parijs en Besançon. De Amerikaanse première in New York op 18 januari 1952 kreeg lovende recensies van uiteenlopende componisten als Virgil Thomson en Henry Cowell. Dit grote succes overviel Frank Martin. In een lezing uit 1962 over de componist en de publieke opinie wees hij op de paradox dat hij geen uitvoering van Golgotha verwachtte en daardoor vrij kon componeren zonder het doel om het publiek te bekoren, maar dat dit oratorio uiteindelijk een van zijn meest gespeelde werken werd. In Martins laatste jaren bleef Golgotha relatief succesvol. Het jaar 1968 was belangrijk met twee uitverkochte concerten in het Teatro Colón van Buenos Aires en een plaatopname in Zwitserland. Na de dood van de componist was er sporadisch aandacht voor zijn passie-oratorium, in de originele Franse versie dan wel in Duitse vertaling. In zijn adoptieland Nederland baarde het Koninklijk Concertgebouworkest opzien toen het voor de jaarlijkse passieuitvoeringen van 2013 Golgotha programmeerde in plaats van Bachs passies. Nu het vijftigste sterfjaar van Frank Martin herdacht wordt, zijn er nieuwe kansen voor koren en orkesten wereldwijd om dit gelaagde en veelzijdige oratorium te herontdekken. Referenties Roman Hinke, liner notes, Harmonia Mundi HMC 902056.57 Frank Martin, Un compositeur médite sur son art: Ecrits et pensées recueillis par sa femme. Neuchâtel, Editions de la Baconnière. Maria Martin, Treasured Memories: My life with Frank Martin. Bussum: Gooibergpers. [Oorspronkelijk in 1990 in het Frans gepubliceerd). Magda de Meester, Le Golgotha de Frank Martin (1945-1948). index |
||||