![]() Column Mahler - mag het misschien een onsje minder zijn?
© Maarten Brandt, 7 oktober 2015
|
Ives: Derde symfonie Messiaen: L'Ascension Schönberg: Fünf Orchesterstücke, opus 16 (versie 1949 voor standaardorkest) Yun: Vierde symfonie "Im Dunkeln singen" Mahler: Adagio uit de Tiende symfonie Diepenbrock: Suite uit 'Marsyas' Wie de moeite neemt door de 'hedendaagse' concertprogramma's te bladeren stuit onherroepelijk op veel Mahler, een heuse mahleritis. Mahler, Mahler en nog een Mahler dus. In Nederland lust men er megatonnen pap van, en nog is het niet genoeg. Na de Matthäus-cultus is de Mahleritus een even karakteristiek Nederlands fenomeen als boerenkool, Deventer koek en snert. 'Politieke correctheid' versus artistieke inhoudelijkheid Een orkest dat jaarlijks tussen de twee en drie Mahler-symfonieën speelt, zou de daarmee gemoeide zowel financiële, artistieke als fysieke middelen ook anders kunnen besteden. Door bijvoorbeeld eens meer Nederlandse en eigentijdse muziek te programmeren, interessante onbekende repertoiregebieden te ontginnen, een lans te breken voor die werken van Schönberg, Berg, Webern, Bartók, Varèse, Ligeti, Kurtág, Stravinsky, Hartmann, Dutilleux, Lutoslawski, Berio en Boulez die men of weinig of helemaal niet hoort. Terwijl men bovendien niet op de gedachte komt om in plaats van in fletse, voorspelbare en onverplichtende cross-over producties te grossieren, een innoverend educatief beleid ten toon te spreiden dat er wezenlijk toe bijdraagt dat de muziek van bovenstaande en andere componisten ook en vooral bij de jongere generatie beklijft. Een van de punten waar ik tijdens mijn lidmaatschap van de Raad voor Cultuur dikwijls op heb gehamerd, maar waarvan het geluid helaas nauwelijks buiten de muren daarvan is doorgedrongen, is dat de continuïteit van de cultuuroverdracht waar het gaat om de symfonische muziek in de breedste zin van het woord ernstig in gevaar is, waarbij het zelfs de vraag is of de kloof tussen Mahler en nu, lees: tussen het eind van de 19de eeuw/begin 20ste eeuw en tegenwoordig nog wel te dichten valt. Uitdaging Ik denk dat het voor de symfonieorkesten in binnen- en buitenland überhaupt hoog tijd wordt van de cyclusgedachte ten aanzien van onverschillig welke componist definitief af te stappen. Het heeft teveel weg van de door menige in nood verkerende platenmaatschappij gedresseerde cd-liefhebber die van zijn of haar geliefde componist zoveel mogelijk alles in de kast wil hebben staan (grap gehoord over een welbekende drogisterijketen: "Wollt Ihr den totalen Grieg?"). Als een orkest zich wil onderscheiden door artistieke bevlogenheid, zou het door al het andere moeten zijn dan het slaafs willen kopiëren van het cd-gedrag van de klassieke muziekkoper. Het kan niet genoeg worden gezegd: men leert een componist pas terdege kennen dankzij de ijking door en confrontatie met werk van figuren dat van de geprogrammeerde muziekvinder in kwestie dikwijls lichtjaren ver is verwijderd, maar er toch op een geheimzinnige en vooral (om niet te zeggen bij voorkeur!) onvoorspelbare wijze raakvlakken mee vertoont. Hier ligt de uitdaging voor de orkesten in de toekomst, een uitdaging die niet op slag onmogelijk is - als men maar echt wil. index |