![]() Column Vrolijke nostalgie
© Evert Rulf, september 2006
|
Het was toen op de radio de bloeitijd van de ouvertures Dichter und Bauer, Donna Diana, Zampa, Wilhelm Tell en Orpheus in de onderwereld, van het Nonnenkoor, het Warschau-concert, Eine Kleine Nachtmusik, de Arlésienne-suites, van de balletten Coppélia, Sylvia en Les deux pigeons, van España, de Slavische mars, de Tänzerische Suite en ga zo maar door. Wanneer horen we die muziek nog? De programmamaker van Radio 4 is een voorstander van ongecompliceerd genieten, zoals hij in de VPRO-gids vermeldt, liefst iedere dag een Dag van de Luisteraar, want de meeste mensen willen volgens hem muziek horen die ze direct begrijpen of herkennen. Ondanks deze stelling kan hij al die vrolijke muziek blijkbaar niet meer in de archieven vinden. Nou mag dat wat het Nonnenkoor, het Warschau-concert en zelfs Mozarts Nachtmuziek betreft zo blijven, maar soms snak ik er weer eens naar om ‘jodelie-ha-ha-ha’ bij Dichter und Bauer te zingen of ‘van je ras-ras-ras gaat de koning door de plas’ bij Les deux pigeons van Messager, of je onder te laten dompelen in het Berlijnse nachtleven bij zo iets geniaals als de Tänzerische Suite van Edward Künneke. Er zijn geen dirigenten meer als Toscanini, Fiedler of Felix Slatkin
die zich helemaal op dit genre toeleggen. Sinds ongeveer 40 jaar geleden
Georg Solti de ouvertures van Suppé heeft opgenomen en Fritz
Reiner die van Rossini is er nog maar weinig van die klasse verschenen.
Alleen Neville Marriner, Roger Norrington en het Orpheus-ensemble
hebben zich nog weleens toegelegd op Rossini. Reader’s Digest
heeft zijn collectie ook nooit overgezet op cd, al mag je daarbij
je wenkbrauwen fronsen, er zaten toch uitzonderlijke uitvoeringen
bij die dan nog eens opgenomen en op de plaat gezet waren door RCA
in zijn beste periode. Vele van die kostelijke miniaturen vervelen
minder snel dan al die barokmuziek van duizend in een dozijn. Die
vormt dan zeker, zoals de programmamaker beweert, de achtergrondmuziek
die artsen tijdens hun drukke werkzaamheden prefereren. Toch bestaat de belangstelling voor al die vrolijke muziek van weleer nog wel degelijk maar zij is merkwaardigerwijs geheel overgenomen door de vermaakindustrie. Voor leuke ouvertures en zelfs voor de Jazz-suite moet je gaan naar André Rieu of een van die promenadeconcerten die tegenwoordig overal in hallen of in de open lucht worden georganiseerd. Dat betekent dat de radio niet voldoet omdat men niet gaat wachten op een sporadische uitzending tussen al die andere muziek door, in één van die totaalprogramma’s. Het enige wat de radio daar tegenover kan stellen is om in de archieven te duiken en eens te laten horen hoe geweldig die muziek kan klinken in een eersterangsuitvoering. Een programma met onder andere de Slavische Mars door het Concertgebouworkest onder van Kempen of weer eens de volledige Gaîté Parisienne onder Fiedler en Radio 4 heeft er weer duizend gelukkige luisteraars bij. index |