CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2023

Wolf: Orkestliederen - Penthesilea

Klik hier voor het inhoudsoverzicht

Benjamin Appl (bariton), Jenaer Philharmonie o.l.v. Simon Gaudenz
CPO 555 380 • 60' •
Opname: sept. 2020, Volkshaus, Jena (D)

 

Op 22 februari 1903 overleed Hugo Wolf in de instelling voor geesteszieken waar hij de laatste vier jaar van zijn bestaan sleet; op eigen verzoek, na een mislukte zelfmoordpoging. Zijn laatste composities dateren uit 1898, hij was toen 38 jaar oud en dat plaatst hem net als Felix Mendelssohn in de categorie van veel te jong gestorven toondichters.

Hugo (Filipp Jakob) Wolf werd geboren in 1860, in hetzelfde jaar als Gustav Mahler. Zijn eerste muzieklessen kreeg hij van zijn vader, een enthousiaste muziekliefhebber. Als jongen werd Hugo wegens moeilijk gedrag een paar maal van school gestuurd, en toen hij als tiener aan het Weense Conservatorium werd toegelaten werd hem ook daar na anderhalf jaar wegens wangedrag de wacht aangezegd. Vanaf dat moment moest Wolf voor zichzelf zorgen en begon een carrière die afwisselend diepe dalen en euforische momenten kende. Wolf ontdekte al snel zijn grote liefde voor de dichtkunst en legde zich toe op de compositie van liederen. Hij schiep als een vulkaan, plotselinge uitbarstingen van creativiteit wisselden af met jaren van stilstand. Om in zijn levensonderhoud te voorzien werkte hij - op voorspraak van Mahler - een paar jaar als muziekcriticus. Met zijn vlijmscherpe pen maakte hij als fervent aanhanger van Richard Wagner in het gepolariseerde Wenen van zijn tijd machtige vijanden onder de aanhangers van Johannes Brahms.

Hugo Wolf hoort met Schubert, Schumann en Brahms tot de grootste liedcomponisten van de negentiende eeuw, en dat wist hij ook. Een kenmerkende uitspraak van Wolf is: 'ik schrijf voor fijnproevers, niet voor amateurs'. Aan de voornamelijk strofische schrijfwijze van Schubert (en Brahms) voegt hij de verworvenheden van Richard Wagner toe. Wolf ontwikkelde een natuurlijke synthese tussen de zangstem en de begeleiding, die aanvullend en illustrerend tot grote zelfstandigheid uitgroeit. Uitgangspunt daarbij is altijd de psychologische inhoud van de tekst. Interessant is de tegenstelling tot de liederen van zijn leeftijdgenoot Gustav Mahler, wat alleen al blijkt uit diens keuze van de teksten - de volkse Wunderhorn-gedichten.

Wolf heeft naast ruim driehonderd liederen slechts een beperkt oeuvre nagelaten. De meest opvallende zijn de Italiaanse Serenade voor strijkkwartet of kamerorkest, de opera Der Corrigedor, en een driedelig symfonisch gedicht, Penthesilea. Een tweede opera, Manuel Venegas, kwam niet verder dan een handvol schetsen. In zijn minder creatieve perioden hield Wolf zich bezig met het orkestreren van ruim twintig liederen. Op deze uitgave worden twaalf van die bewerkingen gepresenteerd, waarvan negen in de orkestratie van Wolf. Van de overige orkestreerde Max Reger Sterb'ich, so hüllt in Blumen; Fussreise stamt van een anonieme bewerker en Epiphanias van Carl Stueber.

Benjamin Appl beschikt over een lichte baritonstem en mag zich de laatste leerling van Dietrich Fischer-Dieskau noemen. Dat is te horen aan zijn voorbeeldige uitspraak, zijn overrompelende muzikaliteit, zijn aandacht voor detail en zijn repertoirekeuze. Hij koos kennelijk bewust voor de liederen die een intieme vertolking vragen, en waagt zich aan de andere zijde van het spectrum slechts aan het exuberante Prometheus, dat ook een veel grotere orkestbezetting vereist. Uiteraard krijgt hij daarin hulp van de opnametechniek.

Hoewel het voor de hand had gelegen om een cd met louter liederenorkestraties uit te brengen moeten we begrip opbrengen voor het feit dat dirigent Simon Gaudenz (1974) en de musici van de Jenaer Philharmonie zich ook graag met een substantieel orkestwerk wilden manifesteren. Dan is de keuze voor Penthesilea gauw gemaakt, en het mag gezegd worden, met succes. Men hoeft slechts het tweede deel van Penthesilea op track 14 te beluisteren om de pakkende en meeslepende interpretatie (en de overweldigende invloed ven Wagners Tristan) vast te stellen.

Zoals dikwijls bij CPO is de toelichting van Eckhardt van den Hoogen uitgegroeid tot een omvangrijk essay dat bol staat van nuttige informatie en filosofische bespiegelingen. In de opname is voor een perfecte balans tussen zangstem en orkest gezorgd.

Natuurlijk behoort dit ensemble niet tot de top van Duitse orkesten, en is de omvang van het strijkerskorps beperkt. Desondanks wordt er met overgave gespeeld en heeft Gaudenz een hechte greep op zijn manschappen zowel als op deze partituur. Een liefdevolle introductie tot een verborgen uithoek van het oeuvre van een gekweld genie.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links