CD-recensie
© Siebe Riedstra, april 2019 |
De Hongaarse componist Leó Weiner (1885-1960) heeft zichzelf en zijn luisteraars in 1952 met een klein probleem opgezadeld: de partituur van Toldi, Symfonisch Gedicht - Twaalf orkestrale schilderingen naar het epische gedicht van János Arany, opus 43. Een omvangrijk werk van ruim een uur dat in geen enkel opzicht beantwoordt aan de omschrijving Symfonisch Gedicht - van enige symfonische ontwikkeling is geen sprake. Dit is picturale muziek, die de tekst van Arany op de voet volgt en dus ook alleen zinvol wordt voor de luisteraar die de tekst mee kan lezen. De dirigent van deze uitvoering, Valéria Csányi, levert een kort kommentaar in het tekstboekje, waarin ze wijst op dit probleem, en suggereert dat dit werk pas tot zijn recht zal komen in de vorm van een ballet. Zelf heeft Csányi een tussentijdse oplossing gevonden door tijdens concertuitvoeringen de oorspronkelijke tekst te projecteren als boventiteling. Een prima oplossing voor een Hongaars publiek dat nog steeds een binding heeft met deze dichter, en die volgens Csányi in de praktijk uitstekend werkte. Voor de luisteraar met alleen maar een cd ontbreekt dat houvast, en moet er op zijn minst een andere reden zijn om van deze noten te genieten. Maar helaas, pakkende melodieën, interessante harmonische ontwikkelingen of boeiende ritmes ontbreken in deze partituur die in 1952 zelfs in zijn geboortestad na één uitvoerig geruisloos werd afgevoerd. Weiner (1885) was een leeftijdgenoot van Bartók (1881) en Kodály (1882), maar is in zijn componeren ijzerenheinig in de negentiende eeuw blijven steken. Wat hij in 1952 presenteerde onderscheidt zich op geen enkele wijze van hetgeen hij in zijn Serenade opus 3 uit 1906 liet horen. Naxos afficheert deze cd als deel 2 van de Complete werken voor orkest, in deel 1 kwam een ander literair onderwerp, Csongor és Tünde, aan bod. Toneelmuziek die stamt uit 1913 (het jaar van de Sacre), en die zijn weg vond naar een ballet en de bijbehorende suites. Muziek ook die ondanks de romantische factuur ogenblikkelijk aanspreekt en nog steeds weet te boeien. Wonderlijk om vast te stellen dat iemand die zichzelf op geen enkele manier als componist wist te ontwikkelen in uitgerekend de eerste helft van de twintigste eeuw, de leraar is geweest van niemand minder dan Ligeti en Kurtág. Intrigerend hoe leerlingen en leraar elkaar decennia later als componist tegenkomen in 1952. Hoe dat uitpakt voor beide partijen kunt u door deze uitgave zelf beoordelen. Dankzij het Budapest Symphony Orchestra MÁV, ooit opgericht door de Hongaarse Staatsspoorwegen, en Valéria Csányi, al ruim dertig jaar actief als huisdirigent bij de Hongaarse Opera en Ballet. Zij verschaffen ons inzicht in een componist die hoe dan ook meer discografische aandacht verdient. Ze doen dat voortreffelijk, en in dat kader is dit tweede deel van de Complete Works for Orchestra van Leó Weiner van harte welkom. index |
|