CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, december 2022

Weigl: Drei Gesänge (voor sopraan en orkest) – Rhapsody (voor strijkorkest) – Pianoconcert in f, op. 21

Lina Johnson (sopraan), Oliver Triendl (piano), Jenaer Philharmonie o.l.v. Simon Gaudenz
CPO 555 360 • 69' •
Opname: juni 2021, april/juni 2022, Volkshaus, Jena (D)

 

Ich habe Dr. Weigl immer als einen der besten Komponisten dieser alten Generation betrachtet; einer derer, die die glanzvolle Wiener Tradition weiterführen. Er bewahrt zweiffellos die alte Haltung jenes musikalischen Geistes, welcher einen der besten Teile der Wiener Kultur darstellt.
Arnold Schönberg, juni 1938

 Schönberg schreef deze lovende woorden onder bittere omstandigheden. Karl Weigl zag zich in 1938 door zijn joodse afkomst gedwongen om zijn leven elders voort te zetten en kon een aanbevelend schrijven goed gebruiken. Weigl vestigde zich met vrouw en zoon in de Verenigde Staten, waar hij doceerde in Boston en Philadelphia, en kans zag om zijn vijfde en zesde symfonie en zijn drie laatste strijkkwartetten te schrijven voor hij in 1949 in New York overleed. Zijn vrouw Valerie (Vally), die eveneens componeerde, heeft hem tot 1982 overleefd.

Had de bijna tien jaar oudere Arnold Schönberg gelijk toen hij Weigl ‘einen der besten Komponisten dieser alten Generation‘ noemde of was hij hem, zoals de Britten dat zo fijntjes zeggen, damning with faint praise? Dankzij de inspanningen van de labels BIS, Capriccio en CPO kunnen we dat voor onszelf uitmaken. De Eerste, Vierde en Vijfde symfonie en het Pianoconcert voor de linkerhand en het Vioolconcert heb ik hier besproken, nu presenteert CPO naar het zich laat aanzien de discografische première van het Pianoconcert, Drie liederen voor sopraan en orkest en de Rhapsodie voor strijkorkest.

Karl Weigl (1881-1949)

Karl Weigl werd in 1881 geboren in Wenen, en volgde als jongen privélessen bij Alexander von Zemlinsky, een vriend van de familie. Hij studeerde aan de Weense Universiteit bij Robert Fuchs en werkte na de dood van zijn vader van 1904 tot 1906 onder Gustav Mahler als korrepetitor aan de Weense Hofoper. Daarna waagde hij de stap om zich als componist zelfstandig te vestigen, geholpen door vroege successen met zijn Derde Strijkkwartet, opus 4 (Beethoven Preis 1910) en de Eerste Symfonie opus 5 (1908). Tijdens de Eerste Wereldoorlog deed hij wegens bijziendheid bureaudienst, en in 1918 werd hij leraar aan het Neue Wiener Konservatorium. In 1928 volgde hij Hans Gál op als Lektor aan de Weense Universiteit. Weigl was een succesvol componist, die kon rekenen op de steun van beroemde dirigenten als Wilhelm Furtwängler, George Szell, Bruno Walter en violist Arnold Rosé van het befaamde Rosé Quartett. Hij was bevriend met Arnold Schönberg en Anton Webern en nam deel aan de oprichting van de Vereinigung schaffenden Tonkünstler. Zijn componeren draagt daarvan geen spoor – Weigl heeft zijn leven lang vastgehouden aan de verworvenheden van de laatromantiek. Zijn muzikale horizon reikte niet verder dan Max Reger en stopte bij Gustav Mahler.

Beluistering van het pianoconcert op deze uitgave roept een raadsel op. De afspeellijst geeft als tempoaanduiding voor het tweede deel Lebhaft (levendig) aan, terwijl het hier toch duidelijk om een ingetogen langzaam deel gaat. Gelukkig is er de piekfijn verzorgde website www.karlweigl.org die uitkomst biedt. Daar staan de juiste gegevens: 1. Allegro moderato - 2. Andante sostenuto - 3. Allegro molto. CPO heeft per abuis de gegevens van de eveneens driedelige Rhapsodie voor strijkers nog eens bij het Pianoconcert genoteerd.

 
 

Karl en Vally Weigl traden 'in exil' vaak op in werken voor piano vierhandig.

De cd opent met Drei Gesänge für hohe Frauenstimme und Orchester uit 1916, liederen op teksten van een bekende van Weigl, historica en dichters Ricarda Huch, gepubliceerd in 1891/4. Onverholen romantisch en in de opbouw nogal traditioneel strofisch gehouden. Ze stellen geen geringe eisen aan uithoudingsvermogen en tessituur van de zangeres, waartegen de Noorse sopraan Lina Johnson uitstekend blijkt opgewassen. De Rhapsodie die er op volgt is gebaseerd op het strijksextet dat Weigl in 1906 als 25-jarige schreef en in 1919 bewerkte voor strijkorkest. Hier horen we duidelijk de invloeden van de vroege werken van Schönberg (Verklärte Nacht, 1899). Met een tijdsduur van bijna een half uur is dit een volwassen partituur die meer aandacht verdient dan een toevallige beluistering op cd, en een regelrechte aanrader voor strijkorkesten die wel eens iets anders willen ondernemen dan Verklärte Nacht, luister maar eens naar de opening van het derde deel. Het afsluitende Pianoconcert draagt het opusnummer 21 en werd in 1931 ten doop gehouden door niemand minder dan Ignaz Friedman, een van de grote pianovirtuozen van zijn tijd. Een formidabele opsteker voor Weigl. Het maakt eerlijk gezegd op de podia van vandaag weinig kans, ondanks een zeer sfeervol middendeel.

Pianist Oliver Triendl heeft al menig onderbelicht pianoconcert voor het label CPO opgenomen en levert ook hier een voortreffelijke prestatie. De Jenaer Philharmonie mag dan geen toporkest zijn, maar laat zich onder de bezielende leiding van chef-dirigent Simon Gaudenz (1974) horen in interpretaties die er mogen zijn. Aan de uitvoering van de veeleisende Rhapsodie voor strijkorkest is hoorbaar keihard gewerkt. Voor een orkest in deze liga een prestatie om apetrots op te zijn. Als toelichter wist men niemand minder te strikken dan Michael Haas, specialist op het gebied van de Entartete Musik (zie de onovertroffen serie op Decca en de zeer informatieve website forbiddenmusic.org).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links