CD-recensie
© Siebe Riedstra, maart 2021 |
De Litouwse dirigent Mirga Grazinyté-Tyla werd in 2016 aangesteld als chef-dirigent van het City of Birmingham Symphony Orchestra, een orkest met een welhaast legendarische reputatie wanneer het op het kiezen van maestri aankomt. De afgelopen veertig jaar zwaaiden achtereenvolgens Simon Rattle (1980-1998), Sakari Oramo (1998-2008), Andris Nelsons (2008-2015) en Mirga Grazinyté-Tyla (2016-2022) de baton. Mirga Grazinyté-Tyla zorgde niet alleen voor de nodige ophef omdat ze dame is, ze is ook de eerste chef die het orkest van Birmingham een contract met het fameuze 'yellow label' DG bezorgde. De eerste cd die ze opnam, met symfonieën van Miezcyslaw Weinberg, is hier door collega Gerard Scheltens besproken. De samenwerking met DG vond zijn voorlopige hoogtepunt in het seizoen 2019/20, waarin het honderdjarig bestaan van het CBSO werd gevierd met een festival met uitsluitend Britse werken. Om de festiviteiten extra luister bij te zetten werd een tournee georganiseerd waarbij onder meer de Hamburgse Elbphilharmonie voor een vierdaags bezoek werd aangedaan met maar liefst drie verschillende symfonische programma's onder de noemer Britain Calling. Het is misschien wel aardig om hier even op te sommen wat er werd gespeeld. Op 7 oktober klonken de Sinfonia da Requiem van Benjamin Britten en het oratorium A Child of our Time van Michael Tippett. Op 8 oktober de Tweede Symfonie van Ruth Gipps (1921-1999), het Trompetconcert van Thea Musgrave (1928) en de orkestsuite uit de opera Troilus en Cressida van William Walton. Op 9 oktober Purcells Funeral Music for Queen Mary in de bewerking van Steven Stucky, het Celloconcert van Elgar, en na de pauze Ringed by the Flat Horizon van George Benjamin, zonder onderbreking gevolgd door de Fantasie over een thema van Thomas Tallis van Ralph Vaughan Williams. Het heeft Mirga enige moeite gekost om die laatste twee items er bij het management door te drukken, maar het is gelukt en het werkte wonderwel. Deutsche Grammophon nam de gelegenheid te baat om live-opnamen te realiseren die onder de noemer The British Project worden uitgebracht. De eerste aflevering was Brittens Sinfonia da Requiem, in oktober 2020 uitgebracht als digitale download, en hier besproken. Nu volgt aflevering twee, eveneens een digitale download, de symfonische suite uit de opera Troilus and Cressida van William Walton, en niet zoals eerder beloofd het oratorium A Child of our Time van Michael Tippett. William Walton (1902-1983) is de schepper van een klein maar uitgelezen oeuvre waarin instrumentale concertwerken (twee symfonieën en een handvol soloconcerten) een hoofdrol spelen naast een fors aantal filmscores. Twee keer heeft hij zich met een opera beziggehouden: in 1967 voltooide hij The Bear, een eenakter naar Tsjechov, en tussen 1947 en 1954 ontstond Troilus and Cressida, een grand opera in drie aktes. Het kostte Walton niet alleen zeven jaar om het werk te voltooien, ook daarna bleef hij bezig met revisies die uiteindelijk een verkorte - twee uur durende - versie opleverde die door EMI op cd is gezet met Janet Baker in de hoofdrol. In 1988, vijf jaar na Waltons overlijden, gaf de weduwe van de componist in samenspraak met de uitgever de opdracht aan Christopher Palmer om uit de opera een instrumentale suite samen te stellen. Palmer (1946-1995) was een muzikale duizendpoot met een grote ervaring in de filmmuziek, die meerdere suites uit de filmscores van Walton heeft bezorgd. Hij dacht daarbij aan een werk dat net als de Symphonie Mathis der Maler van Paul Hindemith een symfonische eenheid zou moeten uitstralen en is daar uitstekend in geslaagd. Het resultaat is een vierdelig werk van ruim een half uur lengte, dat bestaat uit een inleidend deel (Prelude and Seascape), Scherzo, Adagio (the lovers) en Finale (compleet met koninklijke fanfares). Ergens las ik 'As this contains all the tunes it is a perfect introduction to the opera' - en daarmee is geen woord teveel gezegd. Met een beetje goede wil zou men dit zelfs de derde symfonie van Walton kunnen noemen. Het wekt dan ook verbazing dat er op dit moment maar één opname in de catalogus voorkomt, die van Bryden Thomson en het London Philharmonic op Chandos, uitgebracht in 1990. Het staat Mirga Grazinyté-Tyla te prijzen dat ze het aandurfde om dit werk mee op tournee te nemen, en ze heeft haar instinctieve vertrouwen overgebracht op haar musici in een uitvoering die klinkt als een klok. Net als bij de Sinfonia da Requiem van Britten zorgde het opnameteam van DG voor een schitterende live-registratie. index |
|