CD-recensie
© Siebe Riedstra, november 2017
|
Net als bij Ludwig van Beethoven zijn bij William Walton liefdesleven en componeren onlosmakelijk met elkaar verbonden. In de jaren 1932/3 had de dertigjarige William zich verplicht tot het componeren van een symfonie voor het Hallé Orchestra en zijn illustere dirigent Hamilton Harty. Hij was ook verwikkeld in een affaire met barones Imma von Doernberg, over wie hij later droogjes opmerkte: 'once a baroness, always a baroness'. Het werk aan de symfonie wilde niet vlotten en ook de relatie met de barones kende de nodige hobbels. Ze worden weerspiegeld in de titels van de beide middendelen van de symfonie: Presto con malizia en Andante con malinconia. Dat de relatie met de barones niet vlekkeloos verliep is duidelijk, de muziek heeft er in kwaliteit niet onder geleden. Het eerste deel van de symfonie is ook nauw verweven met de contacten die de jonge William, zelf van eenvoudige komaf, onderhield met de betere kringen. Als teenager werd hij op sleeptouw genomen door broers en zus Sitwell, die hem introduceerden in het Londense societyleven en meenamen naar concerten. Zo maakte hij kennis met de muziek van Sibelius, wiens nieuwe methode van repetitieve motivische ontwikkeling een diepe indruk op hem maakte. Het eerste deel van de symfonie is zonder Sibelius ondenkbaar en toch onmiskenbaar Walton. Het was de finale die de jonge componist de meeste hoofdbrekens kostte - de eerste uitvoering in 1934 moest het zonder finale stellen. Pas een jaar later kwam het complete werk onder Hamilton Harty tot klinken. Het werd een eclatant succes. Sinds de eerste symfonie van Elgar was het Britse publiek niet verrast door zo'n originele eersteling. Zoals de (uiterst competitieve) Walton zelf opmerkte: 'I may be able to knock Bax off the map'. Arnold Bax was op dat moment de meest vooraanstaande Britse symfonicus. De tweede symfonie vertelt een heel ander verhaal. We zijn inmiddels 22 jaar verder en Walton heeft zijn reputatie lang en breed gevestigd. De stad Liverpool viert haar 750-jarig bestaan en dat vraagt om een opdracht. Het jubileumjaar 1957 wordt door Walton niet gehaald (what else is new), maar in 1960 kan het Liverpool Philharmonic Orchestra alsnog de première verzorgen op het Edinburgh Festival. De critici zijn niet erg ingenomen, maar George Szell is enthousiast en neemt de partituur mee naar Cleveland en maakt een opname, die wordt uitgebracht in combinatie met de Hindemith-Variaties. Een duidelijke verwijzing naar een nieuwe invloed op het denken van Walton. Hindemith, de meester van de traditionele vormen inspireert hem in het derde deel van deze driedelige symfonie tot een heuse passacaglia. De tijd heeft geleerd dat beide symfonieën uitgegroeid zijn tot het beste dat de Britse symfonische canon ons te bieden heeft. Je merkt er op de Nederlandse concertpodia uiteraard niets van, maar de cd-catalogus vertoont om de paar jaar enige activiteit. De laatste keer op het label Chandos met dirigent Edward Gardner en het BBC Symphony Orchestra. Kirill Karabits (Kiev, 1976) is sinds 2009 chef-dirigent van het Bournemouth Symphony Orchestra. Bournemouth is het werkpaard onder de Britse orkesten, dat vooral te lijden heeft onder het gebrek aan een goede eigen concertzaal. Desondanks heeft het orkest kans gezien om zich in de loop der jaren in de kijker te spelen. Een uitstekende cyclus van Vaughan-Williams symfonieëm onder de Nederlander Kees Bakels voor het label Naxos trok al eens de aandacht. Ze werd verzorgd door dezelfde man die ook op deze cd de techniek voor zijn rekening neemt: Andrew Walton, een naamgenoot met een eenmansbedrijf die altijd weer voor verrassend goede opnamen weet te zorgen. Als ik de tekenen goed lees is de samenwerking met het label Onyx een verkapte manier van het orkest om eigen opnamen in de markt te zetten. De competitie zal er niet van schrikken, maar ze mogen er best trots op zijn. Hier wordt ons een ijzersterke interpretatie van de Tweede symfonie voorgezet. index |
|