CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, april 2011

 

 

Vriend: Jets d’orgue

Jan Hage, Müller-orgel St. Bavo, Haarlem

Quintone QI0007 • 64' •

www.janvriend.co.uk

 

 


“Orgels hebben mij gefascineerd vanaf mijn vroegste jeugd. Toen mijn moeder me voor het eerst de kerk binnenleidde waar mijn vader organist-dirigent was, bulderde het orgel door de ruimte als een machtig natuurverschijnsel. Hij moet alle knoppen opengetrokken hebben want het gonsde door mijn oren en veroorzaakte merkwaardige bijgeluiden die ik als antwoord van de ruimte interpreteerde. Die fascinatie ontwikkelde zich verder toen ikzelf orgel leerde spelen, mijn voeten nauwelijks tot de pedalen reikend, en de machinerie van het instrument begon te ontdekken. Mijn leven lang heb ik kathedralen afgelopen, kijkend, soms luisterend naar die grote kasten vol pijpen waar nog lang niet alles uit was gekomen wat er naar mijn idee in zat en waar ik een andere muziek voor droomde. Een muziek die zich meer als een natuurkracht dan als een braaf gedresseerde lakei van strak ritueel zou openbaren en die in al zijn glorie de rijkdommen zou etaleren die erin verborgen werden gehouden”. Aan het woord is componist Jan Vriend, en de muziek waarvan hij droomde staat op deze cd.

 
  Jan Vriend

Jan Vriend heeft zijn bekendheid in Nederland vooral te danken aan het feit dat hij de oprichter is van het ASKO-ensemble. Als componist merken we vrij weinig van hem, mede omdat hij al sinds 1984 in Gloucestershire in Engeland woont. Vriend werd geboren in 1938 in Benningbroek, en begon zijn loopbaan als een echte all-rounder, organist, pianist, klarinettist, componist, theoreticus en dirigent. Hij studeerde compositie bij Ton de Leeuw aan het Amsterdams Conservatorium, en bij componist, wiskundige en architect Iannis Xenakis in Parijs aan de Schola Cantorum. In 1965 richtte hij het Amsterdams Studenten Kamer Orkest op, het ASKO, dat hij tot 1971 zou dirigeren. De componisten waar hij zich met dit ensemble op concentreerde waren Varèse, Xenakis en Webern.

In een vroeg werk als de Variaties voor piano volgde Vriend het voorbeeld van Anton Webern, maar al snel verlegde hij zijn belangstelling naar de mathematische muzikale methodiek van Xenakis. Samen met collega Jos Kunst zocht hij naar wiskundige modellen om de appreciatie van muziek te duiden. Daarbij gaat het meer om wetmatigheden en de interessante aspecten die daaruit voortvloeien, dan om traditionele karakteristieken als melodie, harmonie en ritme. De muziek van Vriend is net als die van Xenakis opgetrokken uit plaatstaal en gewapend beton. De luisteraar moet tegen een stootje kunnen.

De prijzen die Vriend in het begin van zijn loopbaan binnenhaalde, kreeg hij voor werken waarin het orgel een hoofdrol speelt: Herfst voor orgel solo (1965) ontving de Schnittger-prijs, en Huantan voor orgel en blazers behaalde in 1970 de eerste prijs op de Internationale Gaudeamus Competitie. In 1984 pakte hij de orgeldraad weer op met Jets d’Orgue, een compositie die uiteindelijk zou uitgroeien tot een kolossaal driedelig orgelwerk van ruim een uur lengte, dat hem tot 1991 zou bezighouden. Het werd in juli 1993 in première gebracht door Gottfried Sembdner in de Londense St. Paul’s Cathedral. De Nederlandse organist Jan Hage was de volgende die zich voor het werk interesseerde; hij presenteerde de delen 2 en 3 in 1994 in de Laurenskerk te Rotterdam, en in 1997 volgde een integrale uitvoering in de Dom te Utrecht in het kader van de Nederlandse Muziekdagen (Hage is met ingang van mei 2011 benoemd als opvolger van Domorganist Jan Jansen). Veertien jaar later is het werk nog door geen enkele andere organist opgepakt, maar mogen we ons wel gelukkig prijzen met deze opname, gemaakt op het Müller-orgel van de St. Bavo te Haarlem.

Jets d’Orgue – orgelfonteinen – is driedelig tot de tweede macht: elk van de drie hoofddelen is onderverdeeld in drie segmenten, waarbij de componist ons in zijn toelichting uitlegt dat de eerste segmenten steeds de naam van het stuk eer willen aandoen, dat de tweede segmenten homofoon of gelaagd zijn ontworpen en dat de derde segmenten zich bezighouden met de ‘mixturen’, de boventoonregisters die zo karakteristiek zijn voor het instrument. De segmenten gaan zonder pauze in elkaar over.

Dit is geen muziek voor bangeriken. Menigeen zal na het aanhoren van enkele seconden van deze klanken de veronderstelling uiten dat de organist stapelgek is geworden. Wie enigszins thuis is in deze hoek van het repertoire, zal zich echter bewust zijn van het feit dat zich hier iets unieks ontvouwt. Orgelmeester Jean Guillou verwoordde het als volgt in een bericht aan de componist: ‘Ik heb met grote belangstelling naar uw compositie geluisterd, die mij in feite totaal heeft overtuigd’.

Jan Hage – zojuist benoemd als opvolger van Jan Jansen als titularis van de Utrechtse Dom – heeft een reputatie te verliezen wanneer het om moderne orgelklanken gaat, en hij presteert hier het schier onmogelijke. Op een instrument met een computergestuurde ‘registratiemachine’ zou het al een helse klus zijn, maar op het Müller orgel, waar elke registertrekker als het ware uit de wand gerukt moet worden, komt er nog een extra dimensie bij. Daarvoor zijn namelijk assistenten nodig, zogeheten registranten, en de samenwerking tussen organist en registrant moet ingestudeerd worden als een choreografie, waarbij het op tienden van seconden aankomt. Jeroen Koopman en Arjan de Vos mogen dus best even worden vermeld, temeer daar ze en passant ook nog een geïmproviseerde bijdrage geacht worden te leveren.

Jan Vriend heeft een monumentaal orgelwerk aan de literatuur voor het instrument toegevoegd. Jan Hage verzorgt een monumentale uitvoering, en deze cd zal onders kenners en liefhebbers de status van monument verwerven, bulderend als een natuurverschijnsel.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links