CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, juni 2011

 

 

Schumann: Kreisleriana op. 16

Ravel: Miroirs

Skrjabin: Pianosonate nr. 5 op. 53

Alexei Volodin (piano)

Challenge Classics CC72508 • 68' •

www.alexeivolodin.com

 


De Russische pianist Alexei Volodin – niet te verwarren met zijn landgenoot Arcadi Volodos – won in 2003 de Eerste Prijs op het Géza Anda Concours in Zürich. Dat bleek de vliegende start van een opvallende carrière, die hem onder andere een contract met het Nederlandse label Challenge Classics bezorgde. Dit is de tweede cd die daar verschijnt, na een eerste met pianowerken van Chopin (klik hier voor de recensie). Volodin werd in 1977 geboren te Sint-Petersburg. Toen hij tien jaar was verhuisde hij naar Moskou, waar hij aan het Conservatorium afstudeerde bij professor Elisso Virsaladze.

Volodin wil met deze cd kennelijk laten horen dat hij een breed repertoire beheerst, en dat is hem uitstekend gelukt. Je kunt je natuurlijk afvragen wie er nu zit te wachten op nog een nieuwe opname van deze meesterwerken, maar dat is het punt niet. De mensen die naar zijn concerten komen zullen ongetwijfeld de luisterervaring thuis willen herhalen, en dat lukt prima met dit schijfje.

Robert Schumann schreef zijn Kreisleriana in het turbulente jaar 1838. Het was het jaar van zijn geheime verloving met de sterpianiste Clara Wieck, en de compositie was dan ook in de eerste plaats voor haar bestemd. De jonge Clara vond het maar vreemde muziek, en heeft het werk pas veel later gespeeld. Kreisleriana is uiteindelijk opgedragen aan Chopin, een ander idool van Schumann. Het is een grillig werk dat de ondertitel Phantasien draagt, die geordend zijn in acht stukken, die overigens wel een hechte thematische samenhang vertonen. Kreisler was een fictieve componist en dirigent, verzonnen door E.Th.A(madeus) Hoffmann, zelf componist, dichter en schrijver en vooral bekend gebleven door de opera Hoffmanns vertellingen. Schumann, wiens vader een succesvolle boekhandel dreef, aarzelde zelf lang tussen een carrière in de muziek of in de literatuur en verslond in zijn jeugd de boeken van Hoffmann. Schumann heeft zijn pianowerken in de jaren 1850 opnieuw geredigeerd, en de – meestal kleine – varianten zijn in de druk als alternatieven aangegeven. De meeste pianisten maken zelf een keuze, en Volodin kiest overwegend voor de vroege versie. Zijn interpretatie herinnert aan die van Alfred Cortot, geen maniertjes, frisse tempi, geen geneuzel in de langzame delen. Wat Volodin daaraan weet toe te voegen is een sublieme stemvoering. En natuurlijk liet Cortot nogal eens een nootje vallen.

Maurice Ravel schreef zijn grote pianocyclus Miroirs (Spiegels) in 1905, toen hij dertig jaar oud was. Het is briljante muziek, hoorbaar geschreven door een jonge man, en bruisend van nieuwe ideeën. Ravel mag dan niet de grote vernieuwer zijn geweest die Debussy was, met zijn pianowerken heeft hij de techniek van het spel zeker naar een hoger plan getild. De cyclus bestaat uit vijf onderdelen, waarvan met name Alborado del gracioso een geliefd item is op pianorecitals. Het derde deel, Une barque sur l’ocean, is vooral bekend geworden in Ravels eigen orkestversie. De cyclus als geheel is niet zo vaak te horen en is ook relatief weinig opgenomen, behoudens in complete uitgaven van de pianowerken – die overigens met gemak op twee cd’s passen. Het spel van Volodin riep voor mij herinneringen op aan het spel van Kristian Zimerman in de Préludes van Debussy, uitgegeven door DG. Kristalhelder, met een ijzeren ritmische discipline en een pedaalgebruik dat tot op tienden van millimeters lijkt uitgekiend.

Alexander Skrjabin maakte de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw lijfelijk mee, en wist die ook overtuigend in muziek gestalte te geven. Samen met Debussy en Schönberg is hij een van de grote vernieuwers van rond die eeuwwisseling. Skrjabin stierf jong, hij werd maar 43 jaar, maar heeft desondanks een indrukwekkend oeuvre nagelaten waarin de piano overheerst. Hij begon heel behoudend in de stijl van Chopin, getuige zijn Préludes voor piano, maar eindigde in een dissonante stijl waarin vooral opeenstapelingen van kwarten een belangrijke karakteristiek zijn. Zijn Vijfde pianosonate – hij schreef er tien – uit 1907 is al zo’n explosief en klavierbestormend experiment. Over Skrjabin zijn de pianisten het nog lang niet eens. Zijn werk leent zich nu eenmaal net zoveel voor gezwijmel als voor vulkanische uitbarstingen. Zo’n eruptie leverde Svjatoslav Richter in 1972 op een recital in Warschau, een opname waar nog steeds vol ontzag naar geluisterd wordt. Volodin heeft die opname kennelijk in zijn hart gesloten, en weet een dynamische vertolking te paren aan een klankbeeld dat steeds doorzichtig blijft.

De opname klinkt volkomen natuurlijk, en wat is het een luxe dat er kennelijk van de eerste tot de laatste minuut een pianotechnicus aanwezig was. Dat moesten meer pianisten doen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links