CD-recensie
© Siebe Riedstra, januari 2021 |
Noorwegen heeft Edvard Grieg, Roemenië heeft Georges Enescu, en Bulgarije heeft Pancho Vladigerov. Zijn Vardar Rhapsody heeft daar de status van nationale hymne, zijn woonhuis is een museum en de Muziekacademie van Sofia draagt zijn naam. Maar volgens de toelichting werd Pancho geboren op 13 maart 1899 in Zürich; op het hoe en waarom wordt niet ingegaan. Ook de New Grove Encyclopedia of Music en de website vladigerov.org vermelden die geboorteplaats zonder enige verdere uitleg. Gelukkig geeft Nicolas Slonimsky in zijn ‘Music since 1900' op pagina 337 een sluitende verklaring. Moeder Vladigerov verwachtte een tweeling, en had weinig vertrouwen in de Bulgaarse verloskundige kwaliteiten. Waarom ze naar Zürich uitweek vertelt Slonimsky niet, maar daar is een simpele verklaring voor. Eliza Vladigerov was de dochter van Leon Pasternak, een Rus van joodse afkomst, wiskundige, schaakkampioen en amateurmusicus, die een paar jaar eerder in Zürich was neergestreken. Op twaalf maart 1899 werd Lyuben geboren, en op de dertiende volgde Pancho. Daarna keerde het gezin terug naar de provinciehoofdstad Sjoemen, waar vader Haralan Vladigerov werkzaam was als jurist en politicus. Haralan overleed in 1908, en in 1912 vertrok de rest van het gezin naar Berlijn, waar de muzikaal hoogbegaafde tweeling studeerde aan de Akademische Hochschule für Musik – Lyuben viool en Pancho piano en compositie. Na zijn studie werd Pancho in 1920 door regisseur en entrepreneur Max Reinhardt aangetrokken als muzikaal medewerker van het fameuze Deutsches Theater in Berlijn. In 1932 vertrok hij naar zijn geboorteland; zijn biografie is vaag over de beweegredenen, maar die zijn niet moeilijk te raden. Ook Max Reinhardt vertrok na de opkomst van Hitler als snel uit Duitsland. Vladigerov heeft van 1932 tot zijn overlijden in 1978 redelijk ongestoord kunnen werken in Sofia. De diverse machthebbers zagen hem als een nationaal muzikaal boegbeeld, hij genoot aanzien als directeur van het conservatorium en zijn werken werden met succes uitgevoerd. Hij werd de nestor van een hele generatie Bulgaarse componisten en pianisten, waaronder Alexis Weissenberg en Yuri Boukoff. Laatstgenoemde noemde hem de Bulgaarse Rachmaninov, geen overdreven uitspraak gezien het idioom waarmee Vladigerov zich bedient in maar liefst vijf pianoconcerten. Zijn zoon Alexander (1933-1993) was tussen 1969 en 1991 chef-dirigent van het Bulgaars Radio Symfonie Orkest. Voor het label Balkanton verzorgde hij tussen 1970 en 1975 een ‘Vladigerov Editie' van het orkestrale en theatrale oeuvre, verpakt in vier boxen met elk zeven elpees. Die editie wordt nu door het label Capriccio opnieuw uitgebracht op achttien cd's. De eerste twee delen, een box met de vijf pianoconcerten op drie cd's en een met de beide vioolconcerten op twee cd's zijn al verschenen. Nu is het de beurt aan de beide symfonieën, respectievelijk uit 1939 en 1949. De eerste symfonie is zuinig in de verwerking van motivisch materiaal, maar is vooral een aaneenschakeling van volksmelodieën. In de tweede symfonie, een grootschalig werk voor strijkorkest met een lengte van drie kwartier draagt de in communistische kringen van destijds modieuze titel ‘Mei'. Het is een anachronistisch, maar bij vlagen meeslepend romantisch werk dat soms onder zijn eigen gewicht dreigt te bezwijken. Aan de uitvoeringen door Alexander Vladigirov is de grootste zorg besteed. Dit zijn geen eenvoudige partituren, en het is duidelijk merkbaar dat hier door dirigent en orkest gestreefd is naar een optimale vertolking van werken waarin ze heilig geloven. De opname getuigt van vakmanschap en heeft nergens te leiden van de inferieure techniek die men soms op uitgaven van achter het ijzeren gordijn voorgeschoteld kreeg. De eerlijkheid gebiedt wel om te vermelden dat de beste werken van Vladigerov, met name de kosmopolitische partituren die hij maakte voor Max Reinhardt, hier (nog) niet aan de orde komen. Dat maakt dubbel nieuwsgierig naar de volgende aflevering in deze intrigerende Vladigerov-Editie. index |
|