CD-recensie
© Siebe Riedstra, december 2019 |
In de voorlaatste zin van bovenstaand persbericht werd deze cd al aangekondigd: een opname van twee soloconcerten van Heitor Villa-Lobos, de componerende trots van Brazilië. Villa-Lobos (1887-1959) was een muzikale wervelwind, die een kolossaal oeuvre naliet dat nog lang niet ontgonnen is. Bovendien bespeelde hij ook nog eens vrijwel alle gangbare instrumenten, en was hij een verdienstelijk dirigent. Daarnaast heeft hij het muziekonderwijs in Brazilië flink op de schop genomen. In zijn jonge jaren bracht hij het voorjaar met grote regelmaat door in Parijs, en daar oogstte hij dan ook in de jaren 1920 zijn eerste successen met zijn 'musique sauvage' - de Chôros. Die term vindt zijn oorsprong in de Braziliaanse volksmuziek, waar geïmproviseerde muziek werd gespeeld door straatorkestjes, chôros, vergelijkbaar met de Amerikaanse jazz. De eerste van deze Chôros, voor gitaar solo, is samen met de twaalf Etudes voor gitaar nog steeds verplichte kost voor iedere bespeler van dat instrument. Het laatste werk dat hij voor de gitaar schreef was een concert voor de legendarische gitaarvirtuoos Andres Segovia, dat zich op de concertpodia naast dat van Joaquin Rodrigo maar met moeite kan handhaven, maar discografisch ruime aandacht heeft gekregen. De harmonica, (mondorgel klinkt iets deftiger) is een negentiende-eeuwse uitvinding van klokkenmaker Matthias Hohner, en werd rond 1920 een volwassen chromatisch instrument met een omvang tot vier octaven. Daarmee werd het een salonfähig instrument, dat door virtuozen als John Sebastian, Tommy Reilly en Larry Adler de concertzaal werd binnengeloodst. Daarvoor waren uiteraard concertwerken nodig, en zowel Sebastian als Reilly zorgden voor opdrachten bij tijdgenoten als Milhaud, Vaughan Williams, Malcolm Arnold en vele anderen, waaronder wat mij betreft het verrukkelijke concert van de Australische componist Arthur Benjamin (1893-1960). De Amerikaan John Sebastian (1914-1980, (niet te verwarren met zijn zoon John B. Sebastian, oprichter van de Rockband The Lovin' Spoonful) gaf in 1955 de opdracht voor een harmonicaconcert aan Villa-Lobos, die het aan hem opdroeg. Hij was ook de eerste die het werk opnam (in 1967), samen met het harmonicaconcert van Alexander Tcherepnin. Uiteraard zijn voor de instandhouding van dit repertoire nieuwe virtuozen nodig: voor het label RCA zorgde Roberto Bonfiglio (1950) in 1989 voor een nieuwe opname van het concert van Villa-Lobos, en nu is er dan eindelijk een Braziliaan die zich over het werk van zijn landgenoot ontfermt: José Staneck. Het aanvullende repertoire is minstens even interessant, met als koploper het korte maar krachtige Sexteto Mistico uit 1917, voor de etherische bezetting van fluit, hobo, altsaxofoon, gitaar, celesta en harp. Ongewoon is ook de bezetting van het Quinteto instrumental van veertig jaar later, voor fluit, harp, viool, altviool en cello - een driedelig werk met een elegisch middendeel dat een intrigerend voorschotje neemt op de minimal music die er zat aan te komen. Naxos heeft de verzamelaar al rijk bedeeld met de complete symfonieën van Villa-Lobos (de vijfde ontbreekt, die is zoek), in uitstekende uitvoeringen door het orkest van São Paolo onder Isaac Karabtchevsky. Op deze uitgave maken we tevens kennis met het ensemble dat bestaat uit musici het orkest en hun vrienden. Samen zorgen ze voor een prachtige selectie van relatief onbekende werken van deze unieke Braziliaan, die stuk voor stuk de moeite van het beluisteren meer dan waard zijn. index |
|