CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, november 2012

 

 

Tsjaikovski: Symfonie nr. 1 in g, op. 13 (Winterdromen) - nr. 2 in c, op. 17 (Kleinrussische) - nr. 3 in D, op. 29 (Poolse)

London Symphony Orchestra o.l.v. Valery Gergiev

LSO Live LSO0710 • 78' + 48' • (2 sacd's)

Live-opname: 18 en 23 januari 2011 (nr.1), 23-24 maart 2011 (nr. 2) Barbican Hall, Londen; 20 mei 2011 (nr.3), Tonhalle Zürich


Peter Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893), was geen componerend wonderkind, maar wel een heel muzikaal ventje dat op zijn achtste Franse en Duitse dichters verslond. Pianoles had hij ook, en hij improviseerde er lustig op los. Zijn vader stuurde hem dus op zijn twaalfde naar een kostschool voor rechtenstudie, daar bleef hij tot zijn negentiende en rolde meteen in een baantje als ambtenaar. Na twee jaar hield hij het niet meer en schreef zich in als leerling aan het net opgerichte Conservatorium van St. Petersburg. Drie jaar later studeerde hij af, in 1865 - een topprestatie. Hij moet zijn opgevallen, want Nikolai Rubinstein recruteerde hem meteen als leraar voor zijn nieuwe Conservatorium in Moskou. Daar was hij tien jaar actief, een periode waarin hij zijn eerste drie symfonieën, de drie strijkkwartetten, het Eerste pianoconcert en het ballet Zwanenmeer produceerde. Een koortsachtige werker.

In tegenstelling tot Beethoven was Tsjaikovski een geboren vinder van melodieën, niet een bouwer van hechte structuren. Toch heeft de jonge componist op zijn zesentwintigste een geniale Eerste symfonie voortgebracht, een sprookjesachtig werk dat geheel aansluit bij de Schotse en Italiaanse symfonie van Mendelssohn. Hij noemt het zelf 'Winterdromen', maar het zijn wel winterse dagen waarop de zon volop schijnt. Tsjaikovski was met zijn symfonieën niet gauw tevreden, en bleef er eindeloos aan sleutelen. Van de Eerste verscheen in 1874 een gereviseerde versie, die de standaard is geworden en hier ook is opgenomen.

Intussen was de Tweede symfonie voltooid, in 1872 verschenen onder de titel 'Kleinrussische' (Klein Rusland is de Oekraïne). Drie van de vier delen van het werk zijn gebaseerd op volksmelodieën uit de Oekraïne. Daarmee schuift Tsjaikovski heel even op in de richting van Balakirev en zijn maten, die vonden dat het pad van vadertje Glinka gevolgd moest worden, en dat het tijd was voor een Russische Nationale Muziek. Tsjaikovski was met zijn Tweede zeer ontevreden: hij herschreef het eerste deel en veranderde en verkortte de Finale. Die gereviseerde versie uit 1880 is de standaard geworden, die ook hier wordt gespeeld.

In zijn Derde symfonie (de enige in majeur) keert Tsjaikovski zijn Russische vrienden in 1875 alweer de rug toe en schrijft hij een werk dat de ramen cosmopolitisch open zet. Niet omdat ze de bijnaam Poolse heeft - dat hebben de Britten verzonnen - maar omdat hier in een vijfdelige structuur wordt geprobeerd onderlinge samenhang aan te brengen, en dat was een Franse vinding. De finale is een statige Polonaise, die echter niets nationalistisch heeft zoals bij Chopin, maar slechts een karakteristiek ritme, net als de Tarantella in de finale van de Italiaanse symfonie van Mendelssohn. Het is ondanks alles Tsjaikovski's meest onderschatte symfonie gebleven

Als er één dirigent van de jongere generatie is die Tsjaikovski snapt, dan is het Valery Gergiev. Dat komt niet alleen door zijn ingebouwde muzikale antenne, maar ook door de manier waarop hij die heeft afgesteld. Net al wijlen Hans Vonk dirigeert hij niet alleen de symfonieën en concerten, maar ook de balletten en de opera's. Pas dan kun je een symfonie als de Derde het volle pond geven.

Dat gebeurt hier dan ook. Gergiev was een paar seizoenen geleden er nog op gebrand om zich als Mahlerdirigent te profileren, met resultaten die de tongen en de pennen flink in beweging hebben gezet. Sindsdien heeft hij in Londen en daarbuiten een machtig monument voor Prokofjev gebouwd - ook weer met symfonieën, concerten, balletten en opera's. Vanzelfsprekend heeft hij zich in Tsjaikovski's overige orkestwerken, de baletten en de opera's al lang en breed bewezen, uiteraard met de manschappen van Kirov. En dus is deze registratie met zijn Londense orkest vanwege het verfijnde orkestspel een mooie glimmende kers op de taart. Natuurlijk had er hier of daar nog wel een extra repetitie bij gemogen (finale van de Eerste), maar de electrische atmosfeer die in deze live-uitvoeringen wordt geschapen is éénmalig. Daar kan zelfs de (terecht) veelgeprezen opname door Von Karajan uit 1979 niet tegenop, zeker niet in opnametechnische zin. Een prachtige missende schakel in 'Gergievs Tsjaikovski'.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links