CD-recensie
© Siebe Riedstra, november 2022 |
Henri Tomasi werd in 1901 geboren in Marseille, als kind van Corsicaanse ouders. Van jongs af aan bracht hij de zomers door bij zijn grootmoeder op Corsica, en hij zou zijn leven lang een grote liefde voor het eiland blijven koesteren. De jonge Henri werd financieel uitgebaat door zijn vader, die als postbode wel een extraatje kon gebruiken. Als studerende adolescent in Parijs zag hij zich genoodzaakt om bij te verdienen met pianospel in bioscopen en dansgelegenheden. Maar hij studeerde ook keihard, zijn medestudenten noemden hem de man van 'een fuga per week'. Het resultaat was er naar: in 1927 won hij de Prix de Rome. Tomasi ontwikkelde simultaan een uitstekende reputatie als componist en een grote carrière als dirigent. Hem viel de eer te beurt het allereerste Holland Festival te openen, op 15 juni 1948 in de Stadsschouwburg te Amsterdam met Debussy's opera Pelléas et Mélisande en in de orkestbak het Concertgebouworkest. Helaas maakte een ernstig ongeval in 1952 hem het dirigeren steeds moeilijker. In de jaren 1930 vormde Tomasi samen met onder andere Honegger, Milhaud, Poulenc, en Prokofiev het collectief 'Triton'. Zijn muzikale vocabulaire vertoont overeenkomsten met die van Honegger, maar dan zonder gefronste wenkbrauwen: in de muziek van Tomasi schijnt de felle Corsicaanse zon. De bitonaliteit van Darius Milhaud vinden we niet bij Tomasi, maar in het Trompetconcert is de invloed van George Gershwin duidelijk waarneembaar. Hoog op de werkenlijst van Tomasi staat een reeks soloconcerten, vooral voor blaasinstrumenten, waarvan alleen bovengenoemd trompetconcert het enigszins tot repertoirestatus heeft gebracht. Hij schreef het in 1948, het jaar van zijn Nederlandse optreden als dirigent, en het markeert het begin van zijn roem als componist, die in 1956 werd bezegeld met de première van zijn opera Don Juan de Manara. De tussenspelen uit die opera vormen de basis van een werk voor koperblazers, de Fanfares Liturgiques , een geliefd werk bij brassbands over de gehele wereld. Het label Naxos presenteert hier een cd met de complete werken voor viool en orkest dan wel piano. De cd opent met het vioolconcert uit 1962, met de ondertitel Périple d'Ulysse, een vierdelig concert waarin Tomasi zich liet inspireren door de roman Naissance de l'Odyssée van Jean Giono. Het is een werk dat zowel aan uitvoerenden als luisteraars hoge eisen stelt - de invloed van Schönberg lijkt wonderlijk genoeg nergens ver weg. Veel gemakkelijker en speelser, maar niet minder virtuoos is het tweede werk, een driedelig Capriccio, gecomponeerd in 1931, en opnieuw onder handen genomen in 1950. De overige werken op de cd zijn vignetten voor viool en piano, te beginnen met Chant hébraïque uit 1929, hier in een versie voor viool en orkest. Samen met pianist Romain David speelt Stéphany Moraly een Poème uit 1923 en Tristesse d'Antar uit 1931. De cd sluit af met twee werken waarin het landschap en de volksmuziek van Tomasi's geliefde Corsica een belangrijke rol spelen: Chant corse en Sérénade cyrnéenne (Corsicaanse serenade). Het Orchestre de la Garde républicaine is de Franse tegenhanger van onze Koninklijke Militaire Kapel, een orkest dat de muziek verzorgt bij militaire ceremonies en staatsaangelegenheden. Met dien verstande dat de Franse versie uit 120 musici bestaat (waaronder zestig strijkers) en in vele combinaties optreedt. Hier presenteert het zich als een standaard symfonieorkest onder leiding van tweede dirigent Sébastien Billard. Met uitzondering van het Vioolconcert betreft het hier discografische premières, en met name in het geval van het Capriccio betekent dat een schitterende aanwinst. Violiste Stéphanie Moraly speelt niet alleen het hondsmoeilijke vioolconcert met flair en overtuiging, ze zorgde ook voor een uiterst zorgvuldige toelichting. Sébastien Billard en zijn musici laten horen dat het Orchestre de la Garde républicaine tot heel wat meer in staat is dan ceremoniële optredens. Alweer een Naxos uitgave die echt een verschil maakt. index |
|