CD & DVD-recensie
© Siebe Riedstra, oktober 2020 |
Susan Elisabeth 'Suzi' Digby, Lady Eatwell OBE (1958) werd geboren in Tokyo, studeerde zang en piano aan King's College in Londen, en was vervolgens werkzaam in Mexico en de Filippijnen. Ze bracht twaalf jaar door in Hongkong waar ze naast haar muzikale activiteiten een televisieprogramma presenteerde. Vanaf 1990 heeft ze vanuit Londen diverse activiteiten ontwikkeld om de Britse koorzang te stimuleren: in 1993 The Voices Foundation en in 2003 het Voce Chamber Choir. Haar jongste wapenfeit zette haar op de discografische kaart als dirigent van het koor ORA Singers, opgericht in 2014. Met dat koor, gesteund door een solide groep sponsors, maakte ze in 2016 haar debuut op het label Harmonia Mundi. Daar verschijnt nu de zevende cd in vier jaar tijd, geen geringe prestatie. Digby is van mening dat de eenentwintigste eeuw een rijkdom aan koorcomponisten biedt, die alleen te vergelijken is met de renaissance. Zij noemt deze nieuwe tijd een Gouden Eeuw voor de eigentijdse koorzang, vandaar de naam ORA Singers. Het is een gemengd koor met een basisbezetting van ongeveer achttien ervaren zangers, die naar believen uitgebreid kan worden tot elke gewenste bezetting - in een stad als Londen is dat geen probleem. Voor dat koor heeft Digby zich voorgenomen om met behulp van sponsoren honderd opdrachten aan eigentijdse componisten te verschaffen. Werken die in combinatie met eeuwenoude meesterwerken in programma's en cd- opnamen hun weg in het koorrepertoire moeten vinden. De cd's die Digby met de ORA Singers uitbrengt getuigen ervan. De hier te bespreken uitgave staat in het teken van Spem in Alium, het veertigstemmige koorwerk dat door Thomas Tallis zo'n vierhonderdvijftig jaar geleden gecomponeerd werd. Om de viering luister bij te zetten nam Digby contact op met de Schotse componist James MacMillan, niet alleen een gelovig mens, maar ook een groot bewonderaar van zestiende-eeuwse meesters als de Schot John Carver, schrijver van het negentienstemmige motet O bone Jesu. MacMillan heeft zich met zijn Miserere, Stabat Mater, en de recente Vijfde symfonie al ruimschoots bewezen als een uitgelezen koorcomponist. MacMillan schreef een veertigstemmig motet op de tekst Vidi aquam (Ezechiël 47:1), waarin driemaal het woord Alleluia voor een markant ankerpunt zorgt. Stilistisch sluit MacMillan bij zijn grote voorgangers aan zonder ook maar een seconde in epigonisme te verzanden. Een magistraal en eminent zingbaar werk dat zijn weg zeker zal weten te vinden. Wie gehoopt had dat de rest van de cd gevuld zou zijn met koorwerken van een vergelijkbare omvang komt bedrogen uit. Voor de dramaturgie van dit programma riep Digby de hulp in van de musicoloog John Milsom, die ook zorgde voor de toelichting. Hij koos als uitgangspunt werken die geschreven werden of zouden kunnen zijn geschreven voor het Jachtslot Nonsuch van Henry VIII. Dus blijft de bezetting van de rest van het programma beperkt tot vier- tot zesstemmige motetten. William Byrd mag uiteraard niet ontbreken, evenals de geïmporteerde Vlamingen Derrick Gerarde en Philip van Wilder, een favoriete luitist van de Tudors. Maar de Italiaan Ferrabosco lijkt er enigszins met de haren bijgesleept. Wat overigens niets wil zeggen over de kwaliteit van de betrokken werken. Met name het Vidi civitatem van Van Wilder maakt diepe indruk. Jammer dat in de opnamegegevens verzuimd is om het aantal stemmen van de werken aan te geven. Die mag de luisteraar uit de lijst van medewerkers trachten te peuren (Vidi civitatem is zesstemmig). Het spreekt vanzelf dat bij het samenstellen van een koor/ensemble voor dit repertoire fundamentele keuzes gemaakt moeten worden betreffende de bezetting (vrouwen of jongens), uitvoering met of zonder vibrato en hoge of lage stemming. Digby kiest voor de meest voor de hand liggende oplossing: damessopranen, vrouwelijke zowel als mannelijke alten, vibrato naar believen en een moderne stemming. Het professionele niveau van de individuele zangers staat garant voor een kwalitatief hoogstaand resultaat. Interpretatief zou hier en daar wat variatie in de agogiek en enige dynamische differentiatie welkom zijn geweest. Het belang van deze uitgave ligt echter in het werk waarmee de cd afsluit, en waar het uiteindelijk om begonnen is, de wereldpremière van MacMillans Vidi Aqua - en daardoor van niet te missen waarde. Aan de cd is een dvd toegevoegd met uitvoeringen van Tallis en MacMillan, plus een gesprek tussen Digby en MacMillan. Op Youtube is op initiatief van Classic FM sinds kort een uitvoering te zien van de beide veertigstemmige werken in een coronabestendige zetting. Een prachtig verslag van een uniek initiatief - de eenentwintigste Gouden Eeuw van de koorzang gevangen in honderd eigentijdse composities. Indrukwekkend. index |
|