CD-recensie
© Siebe Riedstra, september 2018
|
De Poolse dirigent Krzysztof Urbanski (1982) is vaste gastdirigent van het NDR Elbphilharmonie Orchester. Te oordelen aan het aantal opnamen dat hij de afgelopen jaren met dat orkest realiseerde zou bijna de indruk ontstaan dat hij in feite het boegbeeld van het orkest is geworden. Thomas Hengelbrock, de echte chef, heeft het nakijken - in letterlijke zin, want zijn contract loopt af. In 2019 wordt hij opgevolgd door Alan Gilbert, de scheidende leider van het New York Philharmonic. De NDR Elbphilharmonie is geen toporkest, een feit dat ook Urbanski niet kan verhullen, maar het is wel een instrument dat in zijn handen tot opmerkelijke prestaties in staat blijkt. Ieder van de cd's die Urbanski met zijn manschappen sinds zijn benoeming in 2015 realiseerde onderscheidt zich door een persoonlijke aanpak die diep respect verdient. Eerder besprak ik hier opmerkelijke registraties van de Sacre, Dvořák s Nieuwe Wereld en werken van Lutoslawski. Zijn inzichten in de Vijfde symfonie van Sjostakovitsj blijken al even opmerkelijk. Luister naar de eerste minuten van het langzame deel en wees getuige van een klein wonder - zo ontroerend hebt u deze klanken nog niet eerder gehoord. Kippenvel. Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) was in de jaren zestig niet bepaald welkom in de kringen die uitmaakten waar wel en niet naar geluisterd mocht worden. Ik herinner mij de absolute afwijzing door dirigent Michael Gielen en de al even kritische benadering van Otto Ketting. Sjostakovitsj heeft zich doorgezet en we moeten er mee leven. Dat betekent wel dat er rond het symfonische oeuvre van deze componist nogal wat misverstanden zijn gegroeid. De publieke belangstelling gaat in de eerste plaats uit naar de kassakrakers (nummer 5, 8 en 10), en dat resulteert in een eenzijdig beeld dat absoluut geen recht doet aan de overige werken. Beginnend bij het begin: Sjostakovitsj schreef in 1925 als negentienjarige met zijn eerste symfonie een meesterwerk dat hem plaatste in het gezelschap van vroegrijpe genieën als Mendelssohn en Mozart. Het is een partituur die behoort tot de top van zijn oeuvre, en het is onbegrijpelijk dat zij wordt overschaduwd door voornoemde kassakrakers. In het postrevolutionaire Russische klimaat ontstonden de twee volgende vocale symfonieën op patriottische teksten, uiterst dissonante werken die hij later als zijn minst geslaagde beschouwde. De Vierde symfonie heeft aanvankelijk nooit een kans gehad - de première werd in 1936 afgeblazen, en de eerste uitvoering vond pas in 1961 plaats. Daardoor heeft ze de mythische status verworven van een onmogelijk dissonante partituur die om die reden geen bestaansrecht werd gegund. Wie goed luistert zal vaststellen dat Sjostakovitsj in de vierde juist een ruk naar rechts maakt in de richting van het Sovjet realisme dat in de volgende symfonieën doorsijpelt. In deze ontwikkeling speelt de Vijfde een cruciale rol. Afgezien van alle politieke speculaties, hier is sprake van een werk dat de positie van zijn schepper definiëert - met of zonder de tussenkomst van vadertje Stalin. Urbanski is in 1982 geboren, en heeft gewoon gekeken naar wat er in de partituur staat. Wie de uitvoeringspraktijk van dit werk enigszins heeft gevolgd weet dat men met die partituur kennelijk alle kanten op kan. Ik herinner me Leonard Bernstein in de finale, die in zijn televisieprogramma Omnibus het hoofdthema voorzingt op de tekst 'how dry I am'. Het is vooral het slot van die finale dat mij als luisteraar een halve eeuw heeft dwarsgezeten - van vrolijke hopsasa tot pathetische ernst. Ik heb geen idee hoe Urbanski tot zijn eenmalige en absoluut juiste voorstelling is gekomen, maar het is hem gelukt om tenminste schrijver dezes volkomen te overtuigen - van A tot Z. Drie kwartier speelduur kan natuurlijk niet, maar bij zo'n verzengende luisterervaring speelt dat geen rol. Ik ben benieuwd wanneer de talent scouts van het KCO wakker worden. index |
|