CD-recensie
© Siebe Riedstra, april 2024 |
Franz Schmidt - The Piano Album is een wonderlijke titel voor een album van een componist die naast een Toccata voor de linkerhand precies één pianowerkje van vier minuten heeft nagelaten. Pianist Karl-Andreas Kolly vond dat hij daar iets aan moest doen. Uit bewondering voor de componist maakte hij van een drietal orgelwerken transcripties voor de piano. Hij zag zich aldus gedwongen om zijn toelichtende tekst te beginnen met een verontschuldiging: 'Orgelwerken van Franz Schmidt op de piano? De componist zelf zou daarvan dringend hebben afgeraden.' De Oostenrijkse componist Franz Schmidt (1874-1939) schrijft in zijn autobiografie (manuscript): 'De muziek is via het kerkorgel mijn ziel binnengetreden. De piano op zich interesseerde me weinig; het was er mij slechts aan gelegen om daarop het orgel na te bootsen, wat ik dan ook onophoudelijk deed'. Als zijn muziekleraar op zondag in de Dom van Pressburg het orgel bespeelde mocht de zevenjarige Franz naast hem op de orgelbank zitten. Naast de pianolessen die hij aanvankelijk van zijn moeder - 'mijn beste lerares' - en later van een professionele leraar ontving, gaf zijn vader hem toestemming om orgel te studeren bij een Franciscaner geestelijke, Pater Felizian. Schmidt zou later over hem zeggen: 'Alleen aan Felizian heb ik het te danken dat ik het toelatingsexamen voor Bruckners contrapuntklas aan het Weense Conservatorium rimpelloos heb gehaald'. Hoewel de jonge Franz een briljant pianist was koos hij niet voor een virtuozenloopbaan, maar studeerde hij naast de theoretische vakken aan het conservatorium cello. Na zijn studie werd hij orkestlid van de Wiener Philharmoniker - op 21-jarige leeftijd - waar hij vijftien jaar werkzaam bleef, en dank zij een ruzie met Gustav Mahler de positie van solocellist op een haar na misliep. De twee originele pianowerken op dit programma zijn een Romanze, een gelegenheidswerkje uit 1922 en de Toccata voor de linkerhand, geschreven in opdracht van Paul Wittgenstein, opdrachtgever van de pianoconcerten voor de linkerhand van onder meer Ravel en Prokofjev. Hoewel Schmidt aan de opdrachten voor de schatrijke Wittegenstein een villa in Perchtoldsdorf overhield zijn de zo ontstane werken bepaald geen routineklus. De ontwikkeling van Schmidt als componist verliep voorspoedig, maar pas nadat hij twee symfonieën en twee opera's had voltooid, kwam het orgel weer in beeld. Hij verklaarde dat als volgt: 'Door mijn symfonieën en andere werken waarin ik mij uitsluitend heb bezig gehouden met grote orkestbezettingen, geloof ik dat ik [....] voldoende vooruitgang heb geboekt om mij te wagen aan een werk voor de Koningin der Instrumenten'. Al in 1916 was Schmidt begonnen aan een groot orgelwerk dat de bouwstenen zou leveren voor zijn tweede opera, Fredegundis, de 'Variationen und Fuge über ein eigenes Thema', die hun plaats in de opera hebben gevonden als Königsfanfaren. Het is op zich al opmerkelijk dat een componist die zelf geen organist van professie is zich zo intensief met het instrument bezighoudt. Maar daarnaast is een opvallende eigenschap van het grote oeuvre dat Schmidt voor het orgel naliet ook nog eens de kolossale omvang van de individuele werken en zijn neiging om 'kleinere' werken - vaak tussen de tien en vijftien minuten in lengte - te groeperen tot een grotere eenheid, getuige de Vier kleine Choralvorspiele. Een derde afwijkende karakteristiek is dat zijn orgelwerken vrijwel zonder uitzondering hun premières beleefden in concertzalen, niet in kerken. Ondanks de soms misleidende titel Choralvorspiel zijn ze niet bedoeld voor de eredienst. Het zijn volbloed concertwerken. Het derde van de vier kleine koraalvoorspelen 'O, wie selig seid ihr doch, ihr Frommen' zou zo uit het Orgelbüchlein van Sebastian Bach weggelopen kunnen zijn en zal in de prachtige transcriptie van Kolly voor menigeen het hoogtepunt van deze cd uitmaken. Kolly opent zijn programma met de kolossale Chaconne in cis, waarvan Schmidt later een orkestversie maakte in de wat praktischer toonsoort d-klein. Het is feitelijk een vierdelige symfonie, gebaseerd op de vier kerktoonsoorten Aeolisch, Lydisch, Dorisch en Ionisch, waarbij de delen twee en drie respectievelijk als langzaam deel en scherzo figureren. In dit werk sublimeert Schmidt de symfonische verworvenheden van zowel Brahms als Bruckner tot een immens bouwwerk dat zowel in de orkestversie als op het orgel eminent tot zijn recht komt. Een chaconne zonder pedaalklavier vereist de nodige aanpassingen, maar Kolly neemt de uitdaging aan en slaagt er wonderwel in om ons in deze pianoversie te overtuigen. De opname werd gemaakt in de Ehrbar Saal in Wenen, een bewuste keuze van Kolly, die een Bechstein D 282 tot zijn beschikking heeft in een weldadige akoestiek die de enorme akkoordstapelingen waarvan hier en daar sprake is alle ruimte geeft en toch doorzichtig blijft, zie de teaser op YouTube. Het spreekt vanzelf dat Kolly's liefde voor deze werken zich vertaalt in topuitvoeringen. Een indrukwekkende prestatie. index |
|