CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, juli 2022

Camille Saint-Saëns Edition

Klik hier voor de index en hier voor de covers (download van de 34 covers in pdf-bestand kan ca. 1 minuut in beslag nemen!)

Warner 9029674604 (34 cd's)

 

Om de honderdste sterfdag van Camille Saint-Saëns luister bij te zetten brengt het label Warner een rijkgevulde Saint-Saëns Edition uit. Daarin vooral historische en al wat oudere opnamen, hier en daar aangevuld met recente bijdragen van onder meer violist Renaud Capuçon, cellist Edgar Moreau en pianist Bertrand Chamayou. De box bevat 34 cd's, individueel verpakt in kartonnen hoesjes met afbeeldingen van kunstwerken van Renoir, Degas, Monet, Pisarro en anderen; op de achterkant staan de inhouds- en opnamegegevens. Het begeleidende boekje telt 55 pagina's en bevat een lezenswaardig stuk over de levensloop van de componist (E/F/D) en een alfabetisch overzicht van de opgenomen werken. Vooral dat laatste is een zegening, ook omdat sommige werken meer dan één keer zijn geplaatst.

De indeling is overzichtelijk gehouden: orkestwerken (cd 1-4), concertante muziek (5-9), kamermuziek (10-16), instrumentale muziek (16-20), vocale- en koorwerken (21-22), opera (23-24), transcripties en arrangementen (25-26), historisch materiaal (27-34).

De opname die Jean Martinon (1910-1976) tussen 1972 en 1975 voor EMI maakte van de complete symfonieën heeft in de voorbije halve eeuw niets aan belang ingeboet, en daarmee wordt de collectie dan ook terecht geopend. Er is echter een interessante wijziging. In 1970 nam Martinon de Orgelsymfonie (de derde) op met Marie Claire Alain op het Danion Gonzales Orgel in Studio 104 van Radio France Parijs, en die vervangt de latere opname uit 1975 met organist Bernard Gavoty in de Église Saint-Louis des Invalides. Een uitstekende beslissing, het evenwicht tussen orgel en orkest komt veel beter in de studio tot zijn recht dan in de galmende kerkakoestiek – de timings zijn nagenoeg dezelfde. Saint-Saëns mag dan in zijn latere leven voor een aartsconservatief versleten zijn, in zijn jonge jaren was hij een fervent aanhanger van Liszt en Wagner, getuige zijn bijdrage aan een nieuw genre: het symfonisch gedicht. Een van de bekendste symfonische gedichten aller tijden is nog steeds zijn Danse macabre (dodendans), waar voor het eerst de xylofoon in het orkest wordt ingezet. De vier symfonische gedichten klinken hier in de interpretatie van Pierre Dervaux uit 1971.

Saint-Saëns was zelf een uitnemend pianist, en met name met zijn Tweede Pianoconcert boekte hij tot op hoge leeftijd wereldwijde successen. Hier klinken de vijf pianoconcerten, aangevuld met de kortere werken voor piano en orkest, in de veelgeprezen uitvoering van Jean-Philippe Collard met André Previn als dirigent. De echte verrassing zit in de staart van deze Edition, waar onder het kopje historische opnamen de vijf concerten nog een keer te horen zijn, in 1955 door de legendarische Jeanne-Marie Darré (1905-1999) gespeeld op een Gaveau vleugel met Louis Fourestier als dirigent (in mono). Op haar eenentwintigste speelde Darré de vijf concerten op één avond met het Lamoureux-orkest, gedirigeerde door Paul Paray.

De complete werken voor viool en orkest werden in 1977 vastgelegd door Ulf Hoelscher, een registratie die nog steeds tot de beste wordt gerekend. Hier worden de aanvullende ontbrekende titels aangevuld door een recentere opnamen, waaronder Le Muse et le Poète voor viool en cello van de broers Capuçon. De veelgeprezen interpretatie van cellist Mstislav Rostropovitsj van het eerste Celloconcert en het Allegro appassionato met Carlo Maria Giulini (1977) mag uiteraard niet ontbreken, maar voor het overige komt de concertante cello er enigszins bekaaid af: het Tweede celloconcert en de Suite opus 19 ontbreken.

Maar liefst zes en een halve cd zijn besteed aan kamermuziek, een goede afspiegeling van Saint-Saëns' unieke inzet voor dit genre. In het Frankrijk van zijn tijd ging de aandacht van het muziekpubliek eerst en vooral uit naar de opera, en was Saint-Saëns met zijn kamermuziekwerken een roepende in de woestijn. Hij schreef de meeste partituren in koppels van twee: vioolsonates, cellosonates, strijkkwartetten en pianotrio's. Daaraan toegevoegd een pianokwintet van de negentienjarige en het septet, dat zelfs met een tweede opname door Darré in de rubriek historische opnamen vertegenwoordigd is. Maarten 't Hart merkt in zijn artikel over Saint-Saëns (Du holde Kunst, 1994) op dat de tweede uitingen in hetzelfde kamermuziekgenre soms wat routineus overkomen (maar dat geldt dan niet voor het schitterende Tweede pianotrio opus 92).

Camille Saint-Saëns als organist in Parijs

Wat 't Hart ook opmerkt op het moment dat hij dat schrijft, is het ontbreken aan discografische aandacht voor de pianowerken, liederen, koorwerken en opera's. Dat wordt duidelijk weerspiegeld in de inhoud van deze Edition. De pianowerken komen met slechts één cd met drie boeken Etudes onderbelicht tevoorschijn. Dan doen de orgelwerken het heel wat beter: de ‘complete solo organ works' verschijnen hier voor het eerst in een remastering op cd's 19 en 20. Daniel (vader van François-Xavier) Roth speelde in 1978 de belangrijkste orgelwerken op het hier en daar flink ontstemde Cavaillé-Coll orgel in Pithiviers en grijpt daarbij vol in de toetsen.

Op cd 21 en 22 wordt duidelijk dat het met de discografische beschikbaarheid van het vocale oeuvre van Saint-Saëns nog steeds droevig is gesteld, althans wat de catalogus van Warner betreft. Gelukkig is daar de afgelopen jaren met name dankzij het label Bru Zane flink verandering in gekomen. Hier moeten we ons helaas nog behelpen met een handvol liederen door een handvol vocalisten, en een bewerking voor koor en orgel van de vierstemmige mis opus 4.

Saint-Saëns heeft zijn leven lang gestreden om succes op het operatoneel, maar was daarin bepaald niet gelukkig. Dankzij Franz Liszt beleefde zijn Samson et Dalila in 1877 een succesvolle première in Weimar. Maar pas in 1892 werd het werk door de Parijse Opéra op het repertoire gezet. In zijn latere jaren gaf de componist dan ook de voorkeur aan premières op het toneel van de Opéra de Monte Carlo. Inmiddels heeft het label Bru Zane een flinke inhaalslag gemaakt inzake de opnamen van de twaalf (!) opera's van de meester. Onder de kop opera komen we hier alleen de bekende opname voor EMI tegen van Samson, met in de hoofdrol Rita Gorr, die het wint van de Russische Obraztsova op DG. In de categorie historische opnamen werd ruimte gemaakt voor een tweede registratie van dezelfde opera, opgenomen in 1946 met Hélene Bouvier en José Luccioni in de hoofdrollen en Louis Fourestier in de bak van de Thtéâtre National de l'Opéra de Paris.

Het is natuurlijk het mooist om af te sluiten met een opname van de meester zelf. In de 1915 was hij als tachtigjarige (!) vooruitstrevend genoeg om in de studio een pianorol op te nemen met een improvisatie over Samson et Dalila – je gelooft je oren niet.

In 1904 en 1919 maakte hij een aantal akoestische opnamen van zijn meest geliefde werken. Een sprong in de tijd die ons bewust maakt van de enorme populariteit die deze eigenzinnige Fransman ondanks alle tegenstand genoot op de internationale concertpodia. Dat daaraan na 1940 langzamerhand een eind kwam was onvermijdelijk, maar deze Saint-Saëns Edition bewijst maar weer eens dat zijn reputatie de tand des tijds glorieus weet te doorstaan.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links