CD-recensie
© Siebe Riedstra, maart 2021 |
Op 16 december 1921 overleed Camille Saint-Saëns, op de gezegende leeftijd van zesentachtig jaar, en tot zijn laatste snik actief. Zijn opus 1 schreef hij in 1850, en dus publiceerde hij 70 jaar lang - en behoort daarmee tot de top van langs producerende toondichters. We hebben nog bijna een jaar om zijn honderdste sterfdag te vieren, maar op de podia zal het er niet meer van komen en op discografisch gebied is een groot deel van zijn oeuvre inmiddels ontgonnen, met uitzondering van de opera's (hij schreef er maar liefst twaalf) en een groot deel van de meer dan honderd liederen die hij naliet. De reputatie van Saint-Saëns heeft bij kritische tijdgenoten als Debussy altijd onder druk gestaan, maar dat heeft zijn populariteit in de eerste helft van de twintigste eeuw niet geschaad. De naam Saint-Saëns was ook in Nederland een publiekstrekker, want al bij het openingsconcert van het Concertgebouw was hij met zijn symfonisch gedicht Phaëton vertegenwoordigd, en tot aan de Tweede Wereldoorlog komen we zijn naam bijna maandelijks tegen op de programmering van het Concertgebouworkest. Honderd jaar later is van die populariteit nog maar weinig over, maar een paar werken lijken de tand des tijds te hebben doorstaan, waaronder de Orgelsymfonie, een paar soloconcerten, het Carnaval der dieren en de Danse macabre. Op discografisch gebied zien we juist een tegengestelde beweging, want met name door onafhankelijke labels als (om maar twee te noemen) Bru Zane en Alpha wordt aandacht besteed aan de minder bekende werken van deze Franse reus. Het label Naxos heeft zich het afgelopen decennium juist sterk gemaakt voor het symfonische oeuvre. Daarbij speelden twee dirigenten een belangrijke rol: Marc Soustrot en het orkest van Malmö, en Jun Märkl met een keur van wisselende orkesten. Beide dirigenten hebben overigens ook een band met Nederland, Soustrot als voormalige chef van het Brabants Orkest en Märkl als de kersverse vaste gastdirigent van het Residentie Orkest. Soustrot nam de symfonieën, pianoconcerten en nog wat soloconcerten voor zijn rekening, Märkl was verantwoordelijk voor diverse losse orkestwerken. Merkwaardig genoeg namen beide het eens zo populaire Phaéton voor hun rekening. Op deze cd staat Märkl voor de Band of the RAF College, een blazersformatie in dienst van de Britse Royal Air Force en qua bezetting goed te vergelijken met de Nederlandse Marinierskapel. Het repertoire behoort tot het minst bekende deel van Saint-Saëns' oeuvre, dat van de opdrachtwerken voor officiële gelegenheden. Zo werd de Marche du Couronnement gespeeld bij de kroning van de Britse vorst Edward VII in 1902 en kwam Orient et Occident tot klinken op het gala van de Union Centrale des Beaux-Arts in 1869. Zoals altijd in dit genre moet de instrumentatie worden aangepast aan de beschikbare krachten, en dus zijn veel van de hier opgenomen werken geredigeerd door coryfeeën in het blazersmilieu, zoals Désiré Dondeyne en Dan Godfrey. Uiteraard ontbreken ook niet de eens zo populaire fragmenten uit de opera's Samson et Dalila en Henry VIII. Al met al een feestmaal voor de liefhebbers van klassieke blaasmuziek, die van deze Britse formatie het volle pond krijgt. Als opnametechnicus werd niemand minder dan levende legende Tony Faulkner ingeschakeld. index |
|