CD-recensie
© Siebe Riedstra, april 2020 |
In 2019 vierde de muziekwereld de honderdvijftigste verjaardag van Albert Roussel (1869-1937). Bezoekers van de concertserie van AVRO/TROS in Utrecht en luisteraars naar de live-uitzendingen van Radio4 op de vrijdagavond werden getrakteerd op een heus Roussel mini-festival in de vorm van vier concerten waar de Évocations voor koor en orkest, de suite uit het ballet Le Festin de l'araignée en de symfonieën drie en vier geprogrammeerd stonden. Voor het overige zal het concertminnende Nederlandse publiek weinig van de feestelijkheden gemerkt hebben. Discografisch bleven de verjaarscadeaus beperkt tot een Roussel Edition op het label Erato, bestaande uit dertien cd's van meestal oudere maar beproefde opnamen. De box is hier uitgebreid besproken door Emanuel Overbeeke. Ik hoop van harte dat ik iets gemist heb, maar in het feestjaar werd slechts één nieuwe titel aan de Rousselliaanse discografie toegevoegd: een registratie van het complete ballet Le Festin de l'araignée, een cd die de jarige moet delen met twee werken van zijn leeftijdgenoot Paul Dukas Albert Roussel was zes jaar jonger dan Debussy en zes jaar ouder dan Ravel. Waar zijn collega's van jongs af aan van muziek en pianospelen bezeten waren voer Roussel een andere koers. Hij ging naar de zeevaartschool en bracht zeven jaar door bij de Franse marine, met een detachement in China. Pas op zijn vijfentwintigste besloot hij tot een muziekstudie. Met een muziekinstrument kun je op die leeftijd geen indruk meer maken en dus werd hij componist. Hij studeerde aan de Parijse Schola Cantorum bij Vincent D'Indy en maakte kennelijk een goede indruk op zijn leermeester, want na zijn examen werd hij benoemd tot leraar contrapunt. Roussel heeft tot zijn vijftigste een aantal prachtige partituren in de geest van zijn leermeester en diens uitdager, Claude Debussy, geschapen. Met het ballet Le Festin de l'araignée (Het feestmaal van de spin) brak hij door in 1913, op 3 april, maar..zes weken later vond de première plaats van Stravinsky's Le Sacre du Printemps. Het ballet, over een dag in het leven van een spin, is van het toneel verdwenen, maar de suite heeft zich met enige moeite in de concertzaal weten te handhaven. Opnamen van het complete ballet zijn dun gezaaid, en deze nieuwkomer ondervindt slechts recente competitie op het label Naxos, met een opname uit 2012 door Stéphane Denève en het Royal Scottish National Orchestra. Het Zweedse label BIS biedt nu een onvervalst Frans alternatief door het Orchestre National des Pays de la Loire, een groot regionaal orkest (100 musici), waar Pascal Rophé sinds 2014 chef-dirigent is. Rophé (1960) heeft een geduchte reputatie in het moderne repertoire en was in de jaren negentig regelmatig te gast in de Hilversumse opnamestudio's. Paul Dukas (1865-1935) schreef in 1897 op zijn tweeëndertigste een meesterwerk dat onmiddellijk de wereld overging en sindsdien tot het ijzeren repertoire van ieder orkest behoort: L'apprenti sorcier (de tovenaarsleerling). Het is onsterfelijk geworden door de film Fantasia van Walt Disney uit 1940, maar was al lang daarvoor een tophit: het stond tussen 1901 en 1940 maar liefst zestig keer op de lessenaars bij het Concertgebouworkest. Dukas noemde het een Scherzo voor orkest, maar het is een geniale combinatie van een symfonisch gedicht met het genre scherzo. De tragiek van Dukas is dat dit korte meesterstuk zijn overige oeuvre naar de achtergrond heeft verdrongen, en gecombineerd met een bijna pathologisch perfectionisme heeft dat geresulteerd in een zeer beperkt oeuvre. Een nog vroeger werk, de Ouverture Polyeucte uit 1891, draagt alle sporen van zijn bewondering voor Richard Wagner, wordt nauwelijks gespeeld en opnamen zijn al even schaars. Dit is niet de eerste keer dat Rophé en zijn manschappen zich manifesteren op het label BIS, eerder besprak ik hier een cd met vroege werken van Henri Dutilleux, een schijfje dat onmiddellijk het predicaat onmisbaar meekreeg door het unieke repertoire. Deze cd mag dan wat minder avontuurlijk zijn uitgevallen, maar de Ouverture Polyeucte is beslist geen alledaags repertoire. Er wordt bovendien uitstekend gespeeld en de opname - ook in super audio - is zoals altijd bij BIS van topkwaliteit. index |
|