CD-recensie
© Siebe Riedstra, juli 2018
|
Drie Franse pianotrio's, waarvan twee jeugdwerken en één laatste uiting zijn op deze cd verenigd. De beide jeugdwerken konden niet meer van elkaar verschillen: Claude Debussy schreef zijn trio op de prille leeftijd van achttien jaar - Albert Roussel werd drieëndertig in het jaar dat hij zijn trio schreef (1902), en moest daarna nog drie jaar op een uitvoering wachten. Debussy schreef als adolescent met het gemak van een volleerde componist een trio dat in 1880 niet misstond, maar achteraf ook niet in het minst laat vermoeden dat hier een componist aan het woord is die veertien jaar later de muziekwereld op zijn grondvesten zou doen schudden met zijn Prélude à l'après-midi d'un faune. Roussel daarentegen laat horen dat we hier het opus 2 beluisteren van een volwassen componist. Een kwart eeuw later reviseerde hij dit pianotrio, maar aan de basis zal dat geen grote ingreep betekend hebben. Het opvallende aan dit 'jeugdwerk' is dat het ons een inkijk biedt in het verdere verloop van de componist Roussel, die laat horen dat hij niet voor niets al in zijn studietijd een positie als leraar contrapunt verwierf aan het Parijse Conservatorium. Gabriel Fauré (1845-1924) componeerde ondanks toenemende doofheid door tot hij erbij neerviel. Fauré was nooit de meester van het grote symfonische gebaar, maar voelde zich thuis in de intimiteit van de kamermuziek en het lied. Geheel in stijl sloot hij zijn componistenleven af met een pianotrio en een strijkkwartet - zijn enige uitingen in beide genres. Net als de tien jaar oudere Camille Saint-Saëns bleef Fauré in zijn componeren een kind van de negentiende eeuw. In het Debussy-jaar 2018 loopt de catalogus over van opnamen van het pianotrio, vaak in uitgaven van het complete werk of de complete kamermuziek. In recitalvorm biedt de cd dikwijls een combinatie van de pianotrio's van Debussy en Ravel plus eventueel een derde. Nog populairder blijkt het Pianotrio van Fauré, dat in recitals vaak wordt aangeboden in gezelschap van die van Debussy en Ravel. Niemand zal bestrijden dat Albert Roussel een groot componist was die zich met gemak staande kan houden naast de reuzen Debussy en Ravel (deze cd levert het onomstotelijke bewijs). Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat zijn bekendheid zich omgekeerd evenredig verhoudt tot zijn kwaliteit, want niet alleen buiten Frankrijk, maar ook in zijn geboorteland is het op de concertpodia armoe troef. Wie de redelijk betrouwbare website Presto Classical erop naslaat zal tot zijn verbazing ontdekken dat er van zijn pianotrio slechts twee opnamen worden vermeld. Naast deze nieuwkomer is er de oude vertrouwde uitgave van de complete kamermuziek van Albert Roussel, in 1994 uitgebracht door het label Olympia en in 2006 overgenomen door Brilliant. Oud en vertrouwd omdat ze door Nederlandse musici (waaronder het Schönberg Kwartet, en in het pianotrio Jean-Jacques Kantorow, Herre-Jan Stegenga en Jet Röling) werd gemaakt in de Oud-Katholieke Kerk te Delft. Die opname is nog wel als download verkrijgbaar, maar de fysieke cd is alleen nog tweedehands te koop. Daarmee heeft deze nieuwkomer van het Neave Trio het rijk alleen, en dat is voor de liefhebber bepaald geen straf. Het Neave Trio dateert uit 2010; neave is Gaelic voor stralend, een welgekozen naam, want stralen doen ze. Er wordt fijnzinnig en genuanceerd gemusiceerd, en een vergelijking met de andere uitgave op Olympia leert dat hier in opnametechnisch opzicht heel veel verbeterd is. Het Neave Trio maakt met deze cd zijn discografische debuut met een cd die voorziet in een pijnlijke lacune. index |
|