CD-recensie
© Siebe Riedstra, augustus 2023 |
De toelichting bij deze cd is wat karig uitgevallen: wie iets te weten wil komen over de beide uitvoerende pianisten is aangewezen op het internet. Joseph Moog (*1987) is de jongste en meest bekende van de twee. Hij werd geboren en groeide op in Ludwigshafen, waar hij ook zijn eerste cd opnam met het Derde Pianoconcert van Rachmaninov en het Vierde van Rubinstein. Een overtuigend discografisch debuut dat ik hier heb besproken. In het cd-boekje vinden we wel een lijst van de opnamen die Moog sindsdien maakte (voor het label Onyx) – als die volledig is heeft hij met deze uitgave nummer elf bereikt – een indrukwekkende prestatie. In Nederland trad hij enige malen op met het Radio Filharmonisch orkest en debuteerde hij in 2015 in de serie Meesterpianisten in het Amsterdamse Concertgebouw. Hij wordt op deze uitgave gesecondeerd door zijn oudere en eveneens Duitse collega Kai Adomeit (*1968), geboren en getogen in Mannheim, waar zijn vader solocellist was van het Nationaltheater. Hij nam voor het label Bayer de complete pianoconcerten van Rachmaninov op en houdt zich als improvisator bezig met het begeleiden van stomme films. Samen presenteren ze hier drie componisten die carrière maakten in de eerste helft van de twintigste eeuw, in een idioom dat hardnekkig vasthoudt aan de romantiek van de late negentiende eeuw. Het heeft ze bij leven een forse populariteit bij het grote publiek bezorgd terwijl de serieuze muziekkritiek er vaak geen goed woord voor over had: Serge Rachmaninov (1873-1943), Edwin York Bowen (1884-1961) en Nikolai Medtner (1880-1951). De cd wordt geopend met de Symfonische Dansen van Rachmaninov, zijn zwanenzang. Hij componeerde het simultaan in twee versies, voor orkest en voor twee piano's. Uitzonderlijk, want veruit de meeste bewerkingen van orkestwerken voor twee piano's ontstonden destijds achteraf, veelal voor huiselijk gebruik en partituurstudie. Wanneer Rachmaninov zich geïnspireerd voelde kon hij ongelofelijk snel schrijven: aan zijn Symfonische Dansen begon hij op 22 september 1940 en op 29 oktober zette hij de laatste maatstreep. Eugene Ormandy dirigeerde de première op 3 januari 1941 in Philadelphia. De symfonische dansen kennen geen programmatische, maar wel een filosofische achtergrond. De drie dansvormen zijn voor het eerste deel een strakke mars, afgewisseld met een oneindige melodie voor de saxofoon. Het tweede deel is een exuberante wals. Het derde deel is een danse macabre, een dodendans. Het kost weinig moeite om hier de drie stadia van het menselijk bestaan te herkennen. Rachmaninov geeft ons zelf daartoe de nodige hints, door van deze partituur een soort autobiografie in noten te maken. Zo citeert hij in de laatste maten van het eerste deel het motto-thema van zijn eerste symfonie, maar nu in majeur in plaats van mineur. In het derde deel wordt de thematiek beheerst door het Dies Irae, een motief van een paar noten dat in talloze partituren van Rachmaninov een opvallende rol speelt. In de laatste maten van het derde deel gaat het Dies Irae een gevecht aan met een thema uit het negende deel van de Vespers opus 37. Op het moment dat het doodsthema de strijd verliest schrijft hij in de partituur: Alliluya. York Bowen heeft tijdens zijn leven dikwijls het etiket Britse Rachmaninov opgeplakt gekregen. Niet helemaal onterecht, getuige zijn bijdrage op deze cd, een Thema met Variaties. Het is een laat werk (Bowens laatste opus was de Pianosonate nr. 6, geschreven vlak voor zijn dood in 1961). Het heeft er alle schijn van dat we hier te maken hebben met de enige cd-opname in de catalogus. Een werk dat nieuwsgierig maakt naar het (kolossale) oeuvre van deze toondichter. Voor deze site schreef Gerard Scheltens een uitgebreid artikel over deze vergeten virtuoos. Bijna net zo vergeten is de derde componist van dit recital, de Rus Nikolai Medtner, vanaf 1935 woonachtig en werkzaam in Londen. Zijn twee stukken opus 58 werden gepubliceerd onder de titels Russian Round Dance en Knight Errant (Dolende Ridder). Vooral dat laatste werk zorgt met ruim twaalf minuten tijdsduur voor een indrukwekkend virtuoze afsluiting van dit recital. Joseph Moog en Kai Adomeit leveren met name in de werken van Bowen en Medtner een virtuoze topprestatie, of ze nu een gelegenheidsduo vormen of niet. Spatgelijk en met een aanstekelijke muzikanteske instelling. Ook in de Symfonische Dansen laten ze veel moois horen, maar daar is de competitie bepaald niet gering. Afgezien van de (meerdere) opnamen met Martha Argerich is het vooral de registratie van de (bijna) complete werken voor twee piano's door Vladimir Ashkenazy en André Previn die al sinds 1979 in de oren blijft hangen. Niettemin, met name door het deels unieke repertoire een cd die de moeite van het beluisteren meer dan waard is. Te beginnen met die Dolende Ridder…… index |
|