CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, maart 2010

 

 

Prokofjev: Strijkkwartet nr. 1 in b, op. 50 – nr. 2 in F, op. 92 - Sonate voor twee violen in C, op. 56.

Pavel Haas Quartet.

Supraphon SU 3957-2 • 61' •

 

 

 


Het Pavel Haas Quartet (Veronika Jarusjkova, Eva Karova, Pavel Niki en Peter Jarusjek) behoort met het Belcea, het Ébène en het Jerusalem Quartet tot de opvallende nieuwkomers van de laatste jaren in het internationale strijkkwartettenlandschap. De standplaats is Praag, het jaar van ontstaan is 2002 en de leden zijn tussen 25 en 33 jaar jong. Wat verbaast is de wisseling van bezetting in zo’n korte tijd: Eva Karova is al de derde tweede violiste, en pas in september 2008 is cellist Peter Jarusjek, echtgenoot van eerste violiste Veronika Jarusjkova, tot de gelederen toegetreden. Ze maakten in 2006 een opvallende fonografische entree met het Tweede Strijkkwartet van zowel Pavel Haas als Leos Janácek. Na ook nog de andere kwartetten van Janacek en Haas te hebben opgenomen is het nu tijd om buiten de landsgrenzen te gaan kijken.

Dat ze gekozen hebben voor Prokofjev in plaats van de onvermijdelijke Sjostakovitsj staat ze te prijzen. Prokofjev componeerde maar weinig kamermuziek, maar bijna elk werk in het genre is een belangrijke aanvulling aan het repertoire. Denk aan de Fluitsonate, het Kwintet met contrabas, de Hebreeuwse Ouverture, en, natuurlijk, de beide kwartetten. Het is wonderlijk dat de vijftien kwartetten van Sjostakovitsj al vele malen vereeuwigd zijn, terwijl er van de twee van Prokofjev maar een handvol opnames bestaat.

Het eerste kwartet was een opdrachtwerk, verstrekt in 1930 door de Amerikaanse Library of Congress in Washington. Deze bibliotheek had een opdrachtenprogramma om handschriften van belangrijke tijdgenoten te verzamelen. Prokofjev maakte in deze periode een omvangrijke concertreis door de Verenigde Staten. Aangezien het strijkkwartet voor hem onontgonnen gebied was – zijn leraar Miaskovski was er ook net aan begonnen – besloot hij Beethoven en Haydn als voorbeeld te nemen, die hij bestudeerde tijdens de eindeloze treinreizen. Opvallend is de indeling van het werk: na een sonate-allegro dat haydnesque trekken vertoont opent het tweede deel met een langzame inleiding die al snel plaats maakt voor een energiek scherzo. Het laatste deel is een rustig Andante dat inderdaad de geest van Beethoven ademt. Miaskovski vond dit deel het beste dat Prokofjev tot dan toe had gecomponeerd. Zelf was de componist ook niet ontevreden, want hij maakte direct een bewerking voor strijkorkest die hij publiceerde als Andante op. 50a.

Het tweede kwartet is gecomponeerd na Prokofjevs terugkeer in de Sovjet-Unie. In 1941 besloot de Sovjetregering dat belangrijke intellectuelen en kunstenaars geëvacueerd moesten worden voor het oorlogsgeweld. Prokofjev verhuisde naar de Kaukasus waar hij kennismaakte met de volksmuziek van de Kabarden. Aangespoord door locale bestuurders besloot hij tot het schrijven van een strijkkwartet op Kabardische thema’s. Afgezien van de Ouverture op Hebreeuwse thema’s is dit het enige werk in zijn oeuvre waarin hij zich van thema’s uit de folklore heeft bediend. Miaskovski, die hetzelfde lot trof, verwerkte eveneens Kabardische volksmuziek, in zijn 23ste symfonie. In tegenstelling tot de klassieke houding van het eerste kwartet is het tweede een en al speelsheid en uitbundigheid, afgewisseld met prachtige lyrische momenten. De geraffineerde ‘instrumentatie’ is een belangrijk kenmerk van dit stuk.

Tussen de beide kwartetten staat de Sonate voor twee violen, ontstaan in 1932 in Parijs en ingegeven door het beluisteren van een vervelend stuk voor twee violen. Onder het motto ‘Dat moet beter kunnen’ schiep Prokofjev een speels werk in vier korte deeltjes dat samen met de 44 Duetten van Bartók tot het beste behoort dat voor deze combinatie geschreven is. Aardige bijzonderheid: onlangs speelde Janine Jansen samen met concertmeester Vesjko Eshkenazy het laatste deel uit deze sonate in Carnegie Hall, als toegift na de uitvoering van het Vioolconcert van Sibelius met Mariss Jansons en het Concertgebouworkest.

Het Pavel Haas Quartet heeft vele prijzen gewonnen, eerder deze maand nog een Buitoni Award. Opvallend voor een formatie die nog zo jong is en niet overmatig stabiel kan zijn, gezien de personeelswisselingen. Dat ze toch kans zien om zich zo in de kijker te spelen komt doordat ze zich nadrukkelijk presenteren als een kwartet, en niet als vier instrumentalisten. Daarbij bedienen ze zich van een moderne manier van communiceren, waarin de uitersten worden opgezocht en ‘mooi spelen’ niet altijd op de eerste plaats komt. Karakter is waar het om gaat. Vibrato is geen automatisme, zeker niet in de groep, en wordt individueel en in gradaties toegepast. De effecten in het Kabardinische kwartet, als ponticello spel en pizzicati in alle maten en soorten, zijn de dingen die dit jonge ensemble met goesting laat horen. De opname is intiem, maar laat ruimte voor grote dynamische contrasten, waardoor deze schijf van de eerste tot de laatste noot een boeiende luisterervaring biedt. Ragzuivere intonatie, waarvoor ze in andere publicaties geprezen werden, is niet altijd het sterkste punt, maar dat komt ook door het strakkere spel. Spaarzame omgang met vibrato brengt nu eenmaal risico’s met zich mee. Bang is dit kwartet allerminst!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links