![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, december 2017
|
Verbazingwekkend maar waar: het is nog maar elf jaar geleden dat de Franse pianist Jean-Efflam Bavouzet (1962) zijn relatie met het labe l Chandos begon. Hij was toen dus 44 jaar - eigenlijk een laatbloeier, aan het contract met Chandos ging alleen een opname van de complete pianowerken van Ravel vooraf, ze verscheen in 2003 op het label MDG. In de tussenliggende jaren heeft Bavouzet de 'achterstand' op verbluffende wijze ingehaald. Aanvankelijk richtte hij zich op twintigste-eeuws repertoire - complete pianowerken van Debussy, de concerten van Prokofjev, Bartók en Ravel, een cd met Janáček . Daarnaast kwamen de Weense klassieken in beeld: aan de complete pianosonates van Haydn en Beethoven wordt gewerkt, en sinds een jaar zijn daaraan de pianoconcerten van Mozart toegevoegd. Nog even en het is een halve eeuw geleden dat Frans Brüggen zijn iconische uitspraak deed: 'elke noot die het Concertgebouworkest van Haydn en Mozart speelt is van A tot Z gelogen'. In die halve eeuw heeft in de interpretatie van die componisten een ware revolutie plaatsgevonden die nog lang niet is uitgewoed. Je hebt de voorlopers die alles op oude instrumenten willen spelen en je hebt achterblijvers die vinden dat vroeger alles beter was. Dat laat hoe dan ook de weg open voor een heel leger nieuwkomers na de generatie van Brendel, Uchida, Pires, Perahia en noem ze maar op. En gelukkig bieden nieuwe inzichten een breed scala van interpretatieve mogelijkheden. Afgezien van zijn eigen pianistische dna heeft Bavouzet in de eerste aflevering van zijn Mozart-integrale een tweeledig statement gemaakt dat door de muziekpers is opgepakt. Het eerste is simpel: de pianoconcerten aan te vullen met een Divertimento voor strijkorkest. Het tweede is nog simpeler: speel je eigen cadenzen. Dat laatste heeft de tongen losgemaakt, het eerste werd omarmt. Nu Chandos na een jaar met de tweede aflevering van de complete pianoconcerten komt, zijn we nieuwsgierig naar het vervolg. Welnu, de Divertimenti zijn gebleven, twee nog wel. De eigen cadenzen zijn vervallen, Bavouzet houdt zich keurig aan de originelen van de componist. Dat laatste is jammer, want juist die eigen inbreng op de eerste aflevering had iets aandoenlijks, door het spontane karakter en de intense muzikaliteit. Bavouzet liet vooral horen hoe de ideeën van Mozart hem ontroerden en inspireerden tot zijn eigen inbreng. Dat Chandos vastgehouden heeft aan het idee om de pianoconcerten aan te vullen met Divertimenti is al net zo jammer, want ze hebben in dit verband geen enkele functie. Het zijn (geniale) jeugdwerken van een vijftienjarige, geschreven voor een strijkkwartet of een klein ensemble met een aanvullende contrabas. Om ze uit te voeren met een strijkorkest (zelfs in kleine bezetting, zoals hier gebeurt) is weliswaar een oude gewoonte, maar heeft iets overbodigs. Waarom Bavouzet heeft besloten om af te zien van zijn eigen cadenzen is raadselachtig. Luisteraars die smachtten naar de originelen van Mozart werden op hun wenken bediend, want die waren keurig meegeleverd op extra tracks, dus men kon ze zo inprogrammeren. Wanneer je in staat bent om zo in de huid te kruipen van een componist en dan toch zachtjes duwend een ander muzikaal idioom te betreden ben je verduveld knap bezig. Mozart liet stapels onvoltooide werken na, dus misschien zou het een aardig idee zijn wanneer Bavouzet zijn extemporiserende talenten daarop zou loslaten. De resultaten zouden gegarandeerd boeiender klinken dan die goedbedoelde divertimenti. Uiteindelijk gaat het op deze uitgave om de twee concerten, KV 449 en KV 459, allebei daterend uit 1784. Werken die de grilligheid van de opera lijken te verenigen met de strengheid van oudere vormen, getuige de fugatische finales. Op de een of andere manier lijken die eigenschappen niet altijd op dezelfde manier te worden opgepakt door pianist en dirigent. Tijdens het luisteren heb ik mij soms afgevraagd hoe het geklonken zou hebben wanneer Bavouzet, net als Perahia en Barenboim, zelf de muzikale leiding ter hand zou hebben genomen. Ik heb de moeite genomen om even te vergelijken: zowel Barenboim als Perahia hebben het English Chamber Orchestra tot hun beschikking. Barenboim weet zijn musici al spelend te ontroeren, Perahia houdt ze eminent onder controle. Maar zoals gezegd, na die iconische uitspraak van Frans Brüggen is er ruimte voor heel veel nieuwe inzichten. Hier rijkt Jean-EfflamBavouzet ze aan in de beide langzame del en: KV 449 biedt een ontroerend Andantino, gedragen door omfloerste strijkers. De tempo-aanduiding van KV 459 nodigt uit tot misverstanden, want wat is Allegretto? Bij Bavouzet in ieder geval sneller dan u het ooit gehoord hebt. Het spel van Bavouzet kenmerkt zich hier net als in zijn Beethoven en Haydn door een onopgesmukte oprechtheid. Puntig, lenig en doorzichtig, en vooral, onmisbaar bij Mozart, met een gezonde dosis humor. index |
|