CD-recensie
© Siebe Riedstra, juli 2010
|
Kristian Bezuidenhout (1979) is geboren in Zuid-Afrika, studeerde in Australië en de Verenigde Staten, en woont tegenwoordig in Londen. Op zijn eenentwintigste studeerde hij af aan de Eastman School of Music in Rochester, USA. Sindsdien heeft zijn carrière de vaart van een komeet aangenomen. Al vrij snel was hij actief in Nederland en oogstte hier veel lof voor zijn vertolkingen van de late pianoconcerten van Mozart en de complete cyclus van Beethoven, beide met het Orkest van de Achttiende Eeuw onder Frans Brüggen. Bezuidenhout bespeelt op deze cd een kopie van een Walter fortepiano uit 1795, gemaakt door Derek Adlam, en afkomstig uit de verzameling van Christopher Hogwood. Dit is de eerste cd in een geplande serie van de complete werken voor klavier van Mozart op 10 cd’s. Bezuidenhout begeeft zich hier op een akker die reeds vele malen is ontgonnen, zowel op moderne vleugels als historische instrumenten. Om het bij die laatste categorie te houden zijn de Nederlanders Ronald Brautigam (op het label BIS, 2000) en Bart van Oort (Brilliant Classics, 2005) hem voorgegaan. Bezuidenhout zal dus moeten bewijzen dat hij iets heeft toe te voegen in dit repertoire. En dat is dan ook precies wat hij doet, in de letterlijke zin van het woord: toevoegen. In het langzame deel van de Sonate in Bes, dat bol staat van de herhalingen, weet hij zijn vertolking spannend te houden met talloze versieringen. Ook in agogische zin voegt hij het een en ander toe, waardoor de langzame inleiding van de Fantasie KV 475 gaat klinken alsof ze in onregelmatige maatsoorten is gecomponeerd. Bezuidenhout gaat net zo vrijpostig met de noten om als Ton Koopman in Bach en Buxtehude, en het is een plezier om naar zijn vondsten te luisteren. De manier waarop hij, met name in langzame gedeelten, met het ‘rubato’ omgaat, is een andere kwestie. Lange tijd werd deze vorm van ‘stelen’ voorbehouden aan romantische muziek en gingen vertolkers als Ingrid Haebler en Arthur Grumiaux er zo fijnzinnig mee om dat het een nauwelijks merkbare verlevendiging van het klankbeeld opleverde. Onder invloed van nieuwe spelers als Andreas Staier en Christophe Rousset is er een speelmanier ontstaan die in de barokmuziek zo ver gaat dat het metrum soms nog maar moeilijk te volgen is. De dagen van het mechanische spel Van Karl Richter en Helmut Walcha liggen weliswaar ver achter ons, maar een gezond ritmisch fundament, zoals Koopman en Brautigam dat altijd in hun spelen weten af te bakenen, is geen overbodige luxe. Kristian Bezuidenhout ontving voor deze eersteling in de landelijke en internationale pers niets dan complimenten, en de vraag is dan ook of we hier aan de vooravond van een nieuwe wijze van interpreteren staan, een speelwijze waarbij in elke maat wel een agogisch accentje wordt gevonden waardoor het lopende metrum even onderbroken wordt. Het gevaar bestaat uiteraard dat zoiets bij de derde of vierde beluistering flink gaat irriteren. Persoonlijk houd ik het dan ook liever op de geserreerde maar uiterst boeiende aanpak van Ronald Brautigam, die eveneens kwistig met ornamentaties strooit en bepaald niet als een mechaniekje speelt. Zijn tempo in het openingsdeel van de Sonate KV 570 laat bovendien horen wat een groot pianist op een fortepiano vermag. Overigens spelen Bezuidenhout, Brautigam en Van Oort alle drie op een kopie van een instrument van Walter uit 1795, en ze klinken alle drie totaal verschillend. Dat heeft uiteraard ook met de opnametechniek te maken, die bij BIS wat ruimer en warmer is uitgevallen dan de zeer directe aanpak van Harmonia Mundi, die in mei 2009 werd gemaakt in Lyndhurst Hall in Londen. index |
|