CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, november 2020

Massenet: Brumaire (ouverture) - Visions (symfonisch gedicht) - Espada, balletsuite - Les Érinnyes (toneelmuziek) - Phèdre (ouverture)

Royal Scottish National Orchestra o.l.v. Jean-Luc Tingaud
Naxos 8.574178 • 75' •
Opname: augustus 2019, New Auditorium, Royal Concert Hall, Glasgow

   

George Bizet (1838-1875) en Jules Massenet (1842-1912) zijn voor de operaliefhebbers van vandaag zonder mankeren de twee meest populaire Franse componisten aller tijden. Dat ze bijna even oud waren zal menigeen verbazen. Geen wonder, Bizet overleed in 1875, een paar weken na de catastrofale première van zijn Carmen. Bijna tien jaar later, in 1884, boekte Massenet zijn eerste grote succes met Manon. In snel tempo volgden Werther (1892) en Thaïs (1894) en ruim twintig andere titels, waaronder Cendrillon, Hérodiade en Don Quichotte. Net als Richard Strauss in Duitsland en Giacomo Puccini in Italië werd Massenet een schatrijke operacomponist. Strauss en Puccini hebben tot de dag van vandaag moeiteloos repertoire gehouden. Massenet werd na zijn dood aanvankelijk als passé ervaren, maar onderging in de laatste decennia van de twintigste eeuw een herwaardering die gepaard ging met de bijbehorende discografische belangstelling.

Het grote succes kwam Massenet ondanks een veelbelovende start niet aanwaaien. Op zijn elfde werd hij als pianoleerling aangenomen op het Parijse Conservatoire (Bizet op zijn negende), en in 1863 won hij de Prix de Rome. In de oogst van de jaren die volgden vallen in de eerste plaats een zevental orkestsuites op, met kleurrijke namen als Scènes hongroises, Scènes pittoresques en Scènes dramatiques. In de tijd dat John Eliot Gardiner werkzaam was bij de opera van Lyon heeft hij in 1979 voor het label Erato met het orkest van Monte Carlo twee elpees met vier van die suites opgenomen. In 1995 zorgde het label Naxos voor een complete registratie van de zeven suites door Jean-Yves Ossonce en het New Zealand Symphony Orchestra.

Nu presenteert Naxos opnieuw een cd met vier orkestwerken, die een brede periode bestrijken, van de Ouverture Phèdre uit 1873 tot de Suite uit het ballet Espada uit 1908. Het meest in het oog springend van deze vier is nu eens geen suite of ouverture, maar een symfonisch gedicht, het enige werk in dat genre dat Massenet naliet, en ontstaan in 1891, tussen de opera's Manon (1884) en Werther (1892). De titel verwijst naar visioenen van een betere wereld, en het werk is duidelijk geïnspireerd door Les Preludes van Franz Liszt. De operacomponist in Massenet verloochent zich echter niet, want zijn visioen wordt verklankt door een vijftal verdekt opgestelde musici: soloviool, harp, harmonium, en een 'elektrofoon' - in de laatste maten komt daar nog een sopraan bij. De elektrofoon is wat wij nu een synthesizer zouden noemen, een klanknabootsend instrument, dat in dit geval een neuriënd koor imiteert, zoals we dat kennen uit het zoemkoor uit de tweede akte van Puccini's Madama Butterfly. Erg symfonisch is dit gedicht niet, maar de episode voor het 'fernorchester' is een mooi intermezzo waarvan de vioolsolo de weg wijst naar de Méditation uit Thaïs van drie jaar later.

De ouverture Phèdre uit 1873 is een van de vroegste werken van Massenet, en het enige werk op deze cd waaruit blijkt dat Massenet een degelijke opleiding aan het conservatorium genoot in een orkestwerk waarin de lessen van Beethoven goed uit de verf komen. Trompetsignalen, tromgeroffel en de Marseillaise in een andere ouverture, Brumaire, geschreven in 1900, verwijzen opnieuw naar Beethoven en in het bijzonder diens Wellingtons Sieg.

Massenet schreef een handvol balletten: Le Carillon, Cigale, Espada, en Les Rosati. In Espada uit 1908 wordt het verhaal van Carmen gedanst, op muziek die even Spaans is als die van Bizet, maar helaas zonder diens inspiratie. Massenet stelde uit deze eenakter een korte vierdelige suite samen. De onvervalste, ietwat melancholieke, bijna sentimentele Massenet horen we in de toneelmuziek bij Les Érinnyes (het verhaal van Electra en Agamemnon), oorspronkelijk geschreven in 1872 voor een bakorkest dat bestond uit strijkers, pauken en drie trombones om de furieën uit te beelden. In 1876 stelde Massenet daaruit een suite samen voor een traditionele orkestbezetting. De Invocation voor cellosolo uit het tweede deel, een Scène religieuse, is op de tekst 'O doux printemps d'autrefois' een van de bekendste liederen van de componist geworden.

Jean-Luc Tingaud (1969) heeft zijn sporen vooral verdiend als operadirigent (in 2002 dirigeerde hij Ciboulette van Reynaldo Hahn bij Opera Zuid). Voor het label Naxos heeft hij diverse cd's met onbekend Frans repertoire opgenomen, waarvan hier verschillende zijn besproken. Voor deze cd kreeg hij de beschikking over het Royal Scottish National Orchestra, een uitstekend orkest waarmee hij eerder werken van Franck en D'Indy opnam. Samen zorgen ze voor geïnspireerde uitvoeringen van werken die weliswaar ongelijk van kwaliteit zijn, maar wel een mooi overzicht geven van de ontwikkeling van Massenet in het zwoegerige begin van zijn componistenbestaan. De productie is vakwerk van het eenmansbedrijf Phil Rowlands.

Vooral vanwege de kennismaking met het unieke symfonische gedicht Visions een boeiende kennismaking met de andere kant van Massenet.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links