CD-recensie
© Siebe Riedstra, november 2022 |
Op 1 mei 1904 overleed Antonín Dvorák. Bohuslav Martinu, die we zo langzamerhand wel als zijn Tsjechische muzikale troonopvolger mogen beschouwen was toen dertien jaar oud. Dvorak verrijkte de muziekwereld met het eerste grote romantische celloconcert dat tot het ijzeren repertoire is doorgedrongen. Martinu zorgde voor een handvol celloconcerten, waaronder het Tweede heel langzaam aan onder de radar vandaan kruipt. Daarnaast componeerde Martinu drie substantiële cellosonates plus een handvol losse werken voor cello en piano. De ontstaansgeschiedenis van de cellosonates weerspiegelt de onrustige en kosmopolitische carrière van Martinu. Hij begon zijn studie in Praag en vestigde zich daarna in Parijs, waar hij studeerde bij Albert Roussel. Met het uitbreken van de Tweede wereldoorlog zag hij zich genoodzaakt om over te steken naar de Verenigde Staten. Na afloop van de oorlog zat een terugkeer naar zijn vaderland er vanwege het communistische regime niet in. Hij pendelde in zijn laatste jaren tussen Zwitserland en Frankrijk en overleed in 1959 in het Zwitserse Liestal. Martinu voltooide zijn eerste cellosonate op 12 mei 1939; de première vond plaats op 19 mei 1940 in Parijs in een luxe bezetting: Pierre Fournier en Rudolf Firkusný. In de woorden van de componist symboliseert de sonate 'het afscheid van een betere wereld'. Niet alleen moest Martinu zijn geliefde Parijs verlaten, zijn leerling Vitezslává Kaprálová verbrak hun verhouding. Kaprálová overleed bovendien kort daarna, op 16 juni 1940. Het is jammer dat in de toelichting geen aandacht wordt besteedt aan de muzikale geheimtaal die gegroeid was tussen Martinu en Kaprálová. Die bestond uit een opvallende en zeer kenmerkende opvolging van twee akkoorden uit de opera Julietta. We komen ze niet alleen tegen in de eerste cellosonate, maar ook herhaalde malen in het latere symfonische oeuvre van de componist. De Tweede cellosonate ontstond nadat Martinu de oversteek naar de Verenigde Staten maakte. Bij die oversteek werd hij met raad en daad bijgestaan door de diplomaat Milos Safránek, die in 1961 een uitgebreide biografie van Martinu publiceerde. Hoewel de afstand in tijd tussen de Eerste en de Tweede cellosonate gering is, valt op dat het idioom van Martinu een forse verandering heeft ondergaan. Het is net alsof we hier al een voorschot krijgen op de optimistische toontaal die zichtbaar wordt in de symfonieën, waaraan Martinu pas in Amerika begon. De Sonate werd op 27 maart 1942 in première gebracht door Lucien Laporte en pianiste Elly Bontempo. Van de drie sonates is dit de meest direct aansprekende, met een meesterlijk langzaam deel. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom deze cd opent met de Tweede en niet met de Eerste sonate. Over de ontstaansgeschiedenis van de Derde cellosonate zijn Safranek in zijn biografie en de tekstschrijver van de toelichting wat vaag. We weten dat het werk geschreven werd tijdens een vakantie in de buurt van Parijs, in de zomer van 1952, en dat Martinu het werk voltooide in New York. Het is niet helemaal duidelijk waar de eerste uitvoering plaatsvond. Wel weten we dat de Tsjechische cellist Frantisek Smetana voor de redactie van de eerste uitgave zorgde, en daarbij nogal vrijpostig - en tegen de wensen van de componist - te werk ging. Dit werk straalt van het exuberante optimisme van Martinu's latere jaren. Maar er is ook ruimte voor nostalgie: ook hier komen we de bekende Julietta-akkoorden tegen als een laatste terugblik op het Parijse liefdesgeluk. Zowel cellist Johannes Moser als pianist Andrei Korobeinikov dragen een persoonlijk woordje bij aan de tekst bij deze uitgave, waarbij ze de nadruk leggen op de rustieke omstandigheden waaronder deze cd tot stand kwam. Dat wordt nog eens benadrukt door de alleraardigste bucolische foto die Sarah Wijzenbeek in het Drentse Valthermond maakte van de beide musici, in een weilandje met uitzicht op wat varkens. Het gebeurt maar weinig dat we in een recensie aandacht besteden aan de fotograaf, maar in dit geval mag dat best. Sarah is de dochter van Maurits en Joan Wijzenbeek, gewaardeerde leden van de orkesten van de omroep, en ze is de zus van Nadia Wijzenbeek, concertmeester van het Radio Filharmonisch orkest. Met de studio in Valthermond realiseerde de Nederlandse pianist Rian de Waal (1958-2011) zijn muzikale droom: een verbouwde boerderij met een concertzaal annex opnamestudio. De drie sonates van Martinu hebben gelukkig niet te klagen over discografische belangstelling, waarbij een opvallende rol wordt gespeeld door Steven Isserlis, die ze zelfs twee keer opnam. Johannes Moser en Andrei Korobeinikov vormen een gouden combinatie die voor het label Pentatone meerdere titels verzorgde, waaronder cellosonates van Rachmaninov en Prokofjev. Solistisch liet Moser van zich horen in celloconcerten van Dvorák, Elgar en Lalo, hier besproken door Aart van der Wal. Korobeinokov zorgde voor een prachtopname van de Etudes van Skrjabin, die ik hier besprak. Moser (1979, München) heeft zich in die opnamen bewezen als een cellist par excellence, en hij wordt door Korobeinikov (1986, Moskou) op hetzelfde hoge niveau gesecondeerd. Wat mij betreft hadden ze nog even mogen doorgaan (Martinu schreef onder andere vier prachtige Nocturnes voor cello en piano). De opname maakt duidelijk dat de droom van Rian de Waal klinkende werkelijkheid is geworden. index |
|