CD-recensie
© Siebe Riedstra, december 2020 |
De vioolvirtuoos Frank Peter Zimmermann (Duisburg, 1965) heeft zo'n beetje de gehele klassieke vioolliteratuur op het podium gespeeld en opgenomen. Daarnaast verzorgde hij wereldpremières van vioolconcerten van Magnus Lindberg, Brett Dean, Peter Eötvös en Matthias Pintscher. Met deze cd voor het label BIS, opgenomen in samenwerking met de Bayerische Rundfunk, voegt hij drie werken aan zijn discografie toe, waarvan er twee tot de top van het twintigste-eeuwse repertoire voor de viool behoren: het Tweede vioolconcert van Bohuslav Martinů en de Sonate voor viool solo van Bela Bartók. In 1931 schreef Igor Stravinsky op verzoek van zijn uitgever Schott een vioolconcert voor de Amerikaanse violist Samuel Dushkin. De première vond plaats in Berlijn, in oktober van dat jaar. Het was voor Bohuslav Martinů dan ook een hele eer dat diezelfde Dushkin hem een paar maanden later de opdracht gaf tot een vioolconcert. Martinů was weliswaar geen vioolvirtuoos, maar had als jonge man enige jaren viool gespeeld in de Tsjechische Philharmonie. Hij nam de opdracht gretig aan, maar stuitte bij herhaling op het verzoek van Dushkin om veranderingen aan te brengen die de vioolpartij een virtuozer karakter zouden geven. Die discussie strekte zich zo lang uit dat het project uiteindelijk als een nachtkaars uitging. De voltooide partituur verdween eerst in een bureaulade en werd later als verloren beschouwd. In 1968 dook het manuscript weer op en pas in 1973, veertien jaar na de dood van de componist, vond de wereldpremière plaats: Josef Suk was de solist en Georg Solti dirigeerde het Chicago Symphony Orchestra. Nog datzelfde jaar maakte Suk een opname van de beide vioolconcerten, met de Tsjechische Philharmonie, gedirigeerd door Vaclav Neumann. Suk was betrokken bij de redactie van de partituur, en was jarenlang de enige die het werk uitvoerde Dit vioolconcert is in zijn neoklassieke factuur, net als dat van Stravinsky, een kind van zijn tijd. Waar dat van Stravinsky geen buitenissige eisen stelt aan de violist is het werk van Martinů (onder druk van Dushkin) een uiterst virtuoze uitdaging aan de solist, met overmatig veel drie- en vierstemmig passagewerk en enorme sprongen naar de uiterste posities. Frank Peter Zimmermann zegt daarover in een interview: 'om de driestemmige akkoordpassages te laten klinken moet je de strijkstok extreem hard op de snaren drukken. Naar mijn mening komt dat bijna neer op het 'verkrachten' van het instrument. De juiste toonhoogte raken in de enorme sprongen is alsof je de loterij wint.' Te oordelen naar deze opname wint Zimmermann de hoofdprijs. De legendarische vioolvirtuoos Mischa Elman, een jaar jonger dan Martinů, was erbij toen in januari 1943 diens Eerste symfonie bij de Boston Symphony in première ging. Hij was zo onder de indruk dat hij direct een vioolconcert bestelde. Elman was een violist die zijn reputatie in de eerste plaats dankte aan volbloed romantische vertolkingen van het grote repertoire - Beethoven, Brahms. Vioolspel waarin rubato en portamento een hoofdrol speelden. In die zetting was geen plaats voor Martinů's vertrouwde manier van componeren vanuit de geest van het barokke concerto grosso. Hier moest een aansluiting gevonden worden bij het Vioolconcert van Dvořák . Martinů was een ongelofelijk rappe schrijver. Hij begon op 23 februari 1943, en op 26 april was hij klaar. De première vond een half jaar later plaats, in Boston, op 31 december. Elman speelde en Koussevitzky dirigeerde. Een gedenkwaardige oudejaarsavond! En niet te geloven maar waar, die première is op YouTube te beluisteren; ondanks de gebrekkige opnamekwaliteit komt de magie van Elmans vioolspel feilloos over. De opbouw van het concert is niet in de eerste plaats symfonisch zoals bij Brahms en Dvořák , maar episodisch. De drie delen zijn steeds opgezet vanuit het schema van de driedelige liedvorm. In het tweede deel kan Martinů het niet laten om toch nog een passage in te voegen die een directe referentie is aan de vertrouwde concerto grosso stijl van Vivaldi en Corelli - maar dan wel door de bril van Elman. Béla Bartók schreef zijn Sonate voor viool solo onder erbarmelijke omstandigheden - doodziek en straatarm - in New York in 1944. Opdrachtgever was Yehudi Menuhin; model stond de derde sonate voor viool solo van Bach, door Menuhin gespeeld op een recital dat Bartók bijwoonde. De overeenkomst zit in de vierdelige opbouw van het werk, met als karakteristiek een fuga als tweede deel. Het is de eerste keer in zijn carrière dat Zimmermann dit werk opneemt. In een interview met The Strad zegt hij er het volgende over:
Zelf zorgt Zimmermann voor een adembenemend moment aan het slot van het derde deel, met een loepzuiver pianissimo. Wanneer Zimmermann nieuwe werken op het repertoire neemt gaat hij bepaald niet over één nacht ijs. In het geval van de vioolconcerten van Martinů is dat zelfs gemakkelijk te traceren. Dat begint al in 2010, toen hij het Tweede vioolconcert speelde bij het Concertgebouworkest, met Mariss Jansons als dirigent. De live-opname van die uitvoering maakt deel uit van Mariss Jansons Live, de verzamel box die het orkest in 2015 uitgaf. Twee jaar later herhaalden Jansons en Zimmermann deze succesvolle samenwerking bij de Berliner Philharmoniker. In beide gevallen zorgt Jansons voor een onvergetelijk orkestaandeel die deze samenwerking een gouden randje verleent. Het Eerste concert stond ook in Berlijn op de lessenaars, op 13 oktober 2018, toen dirigent Jakub Hrůša zijn debuut bij de Philharmoniker maakte. Vlak daarvoor speelde Zimmermann het in Bamberg, waar Hrůša chef-dirigent is, bij de opening van het seizoen. Een jaar later was het Tweede concert in Bamberg aan de beurt, eveneens bij de seizoensopening. Na de opnamen die Suk in 1973 realiseerde, en die nog steeds referentiemateriaal zijn, is het lang stil gebleven rond de vioolconcerten van Martinů. Een belangrijke uitgave verscheen in 2008 op het label Hyperion, met de complete soloconcerten waarbij een viool betrokken is, gedirigeerd door Christopher Hogwood, en hier besproken. Van het Tweede Concert zijn inmiddels verschillende opnamen in omloop, waaronder een met Isabelle Faust met Jiri Belohlávek op Harmonia Mundi, hier eveneens besproken. Het spreekt bijna vanzelf dat Frank Peter Zimmermann na zo'n zorgvuldige voorbereiding borg staat voor topuitvoeringen. De opnamen werden gemaakt in aansluiting op de concerten in Bamberg, en Hrůša wordt zo langzamerhand gezien als de troonopvolger van Belohlávek, zeker wanneer het om dit repertoire gaat. De schitterende opnamekwaliteit en de overrompelende 'toegift' maken deze cd tot een niet te missen toevoeging aan de discografie van Frank Peter Zimmermann. index |
|