CD-recensie
© Siebe Riedstra, februari 2018
|
Martin Anderson (Schotland, 1955) heeft een onverzadigbare muziekhonger, zonder muziek of musicologie te hebben gestudeerd. Na zijn universitaire opleiding - Duits en middeleeuws Frans - stortte hij zich in het zakenleven. Muziek bleek een obsessie en in 1981 begon hij Toccata Press, een uitgeverij die zich concentreert op boeken over vergeten componisten. In 2005 voegde hij daar Toccata Classics aan toe - een cd-label gebaseerd op dezelfde formule. Met dat label leverde hij een Olympische prestatie: in de twaalf jaar van haar bestaan verschenen meer dan tweehonderd titels, stuk voor stuk met werken van componisten waarvan u en ik nog nooit gehoord hebben. Of, zoals in dit geval, werken van een bekende componist die nog niet eerder werden opgenomen. In beide gevallen een onderneming die in pecuniair opzicht valt onder de noemer liefdewerk. Deze man verdient de Nobelprijs voor muziek. Toccata Press publiceerde een boek van Michael Crump over de symfonieën van Martinů. Anderson en Crump hebben zich kennelijk gebogen over het onbekende deel van het gigantische oeuvre van Martinů en ontwikkelden een serie cd's waarvan dit de derde is: Early Orchestral Works. Het resultaat is verbazingwekkend. Martinů heeft de twijfelachtige reputatie van een veelschrijver. Volkomen onterecht in het licht van de productie van Haydn, maar begrijpelijk wanneer alleen naar kwantiteit gekeken wordt. Wanneer er aan een wagen die al zo volgeladen is nog een vracht wordt toegevoegd leidt dat misschien tot opgetrokken wenkbrauwen. Bohuslav Martinů mag zich echter tot de grootste toondichters van de twintigste eeuw rekenen, en dan is iedere opname van een 'herontdekte' partituur een evenement. De muzikale vorming van Bohuslav Martinů (1890-1959) verliep niet op een conventionele manier. Hij speelde viool, maar bracht het niet verder dan achteraan bij de tweede violen. Op het conservatorium had hij moeite met de discipline, en werd verwijderd. Pas in 1923 trok hij de stoute schoenen aan en vertrok richting Parijs. Toch zag hij kans om in de tussenliggende jaren een indrukwekkend aantal partituren te produceren die opvallen door de kwaliteit van de orkestraties en het cosmopolitische karakter. Martinů heeft vanaf zijn plek in het orkest de oren wijd open gezet en de noten van Richard Strauss en Claude Debussy diep opgesnoven. Een andere verklaring is nauweljks mogelijk - partituren waren schaars en onbetaalbaar. Martinů is in de eerste helft van zijn componerende bestaan een bonte kameleon gebleven - pas na zijn verhuizing naar de Verenigde Staten in 1941 maakte de wereld kennis met de echte Martinů, de componist van een handvol meesterwerken waardoor we hem tot de top van het twintigste-eeuwse componeren moeten rekenen. Juist daarom is het boeiend om in de drie partituren die hier voor het eerst tot klinken komen zo nu en dan een glimp van die latere Martinů tevoorschijn komt. Vanishing Midnight (1922) is overduidelijk het resultaat van een overweldigende kennismaking met La Mer van Debussy, met als goede tweede Salome van Richard Strauss. In de Ballade naar Böcklins schilderij Villa aan Zee, waarschijnlijk uit 1915, dus zeven jaar eerder, herkennen we zonder mankeren schaduwen van de latere meesterwerken. Dream of the past is een boeiende kloon van de Prélude à l'après-midi d'un Faune, en alweer raadselachtig perfect georkestreerd. Sinfonia Varsovia en Ian Hobson zijn geen klinkende namen in het klassieke muziekbedrijf, maar wat ze hier presteren laat niets te wensen over. De jonge Martinů kan alleen maar van zulke uitvoeringen gedroomd hebben. De Witold Lutoslawski Studio is een perfecte opamelocatie en de toelichting kon niet beter. Ruim twintig pagina's, alleen Engels en tjokvol informatie. De cd is nog lang niet dood. index |
|