![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, juni 2013
|
Recente uitgaven van het Pianotrio van Ravel die ik hier besprak leveren het bewijs: aan pianotrio’s van vlees en bloed is in Nederland geen gebrek. Voor de vuist weg noem ik het Storioni, Osiris, Suleika en van Baerle Trio. Maar hoe zit het met het genre? Is het magistrale Trio van Ravel uit 1914 echt het laatste pianotrio dat klassieke status heeft bereikt? Je zou het bijna gaan geloven. Gelukkig zijn er uitzonderingen die de regel bevestigen. Kenners roepen meteen dat ik het Tweede trio van Sjostakovitsj uit 1944 vergeet. Maar diezelfde kenners hebben wellicht nooit gehoord van het Derde pianotrio van Bohuslav Martinů, een componist die zoveel heeft geschreven dat we door de bomen het bos niet meer zien. Dat is doodzonde. Martinů (1890-1959) behoort tot de grootste toondichters van de twintigste eeuw, en hij heeft in iedere categorie wel een meesterwerk geschapen. Vier pianotrio’s ontsproten aan zijn verbeelding. Twee ervan werden gepubliceerd onder een andere noemer: de Cinq Pièces Brêves uit 1930 en de Bergerettes uit 1939. Nadat Martinů de grote oversteek maakte en in Amerika een nieuwe reputatie opbouwde met zijn zes symfonieën, volgden in 1951 nog eens twee volwassen pianotrio’s. Het Derde, in C-groot, is een meesterwerk dat zich kan meten met die van Ravel, Beethoven en Haydn. Dit prachtige repertoire is op cd niet overvloedig vertegenwoordigd, en al helemaal niet in deze complete vorm. Het krijgt hier van het Arbor Trio een degelijke uitvoering, waarbij aangetekend moet worden dat de violist hier en daar iets zorgvuldiger had mogen intoneren. Daar staat dan weer tegenover dat we deze prachtige muziek in zijn volle omvang voor een grijpstuiver krijgen aangeboden. Luisteren dus!
index |
|