CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, december 2009

 

 

Martinu: Pianokwartet (1942) – Kwartet voor hobo, viool, cello en piano (1947) – Duo nr. 2 voor viool en cello (1958) – Pianotrio nr. 3 (1951).

George Caird (hobo), Schubert Ensemble (Simon Blendis, viool; Douglas Paterson, altviool; Jane Salmon, cello; William Howard, piano).

Chandos CHAN 10551 • 67' •

 


Hoewel in onze concertzalen weinig te merken is van het feit dat Bohuslav Martinu vijftig jaar geleden overleed is het niet alleen maar kommer en kwel. Diverse malen mochten we dit jaar waardevolle cd-uitgaves signaleren van deze schromelijk onderschatte componist. Chandos geeft hier het Britse Schubert Ensemble de ruimte om zich te presenteren met een cd vol kamermuziek voor wisselende bezettingen. Alle werken zijn gecomponeerd na Martinu’s emigratie naar de Verenigde Staten. Die emigratie betekende dat de componist op zijn vijftigste nog eens helemaal opnieuw moest beginnen, en het resultaat loog er niet om. Voor het eerst waagde hij zich aan de symfonische vorm, en zes meesterwerken waren het gevolg.

Serge Koussevitzky, chef-dirigent van het Boston Symphony Orchestra en drijvende kracht achter de zomercursussen in de Berkshires – zo te zeggen zijn achtertuin – gaf Martinu de opdracht tot het schrijven van een orkestwerk. Dat werd de eerste symfonie. Maar al eerder nodigde hij de componist uit om in die zomercursussen te komen doceren, en zo bracht Martinu de zomer van 1942 door in Massachusetts. Daar klonk voor het eerst het Pianokwartet dat hij een jaar eerder voor zijn nieuwverworven vrienden van het Chamber Music Guild Quartet had gecomponeerd.
Het eerste deel toont ons de vertrouwde Martinu met zijn motorische ritmes en zijn door de barok geïnspireerde sequenzen. In het tweede deel slaat de stemming om; de piano zwijgt, op een paar noten na, en de drie strijkers krijgen de ruimte voor een handenwringend trio dat de wanhoop van de achterliggende jaren voelbaar maakt. In het derde deel krijgt juist de pianist de kans om al zijn virtuoze troeven uit te spelen.

Vijf jaar later componeerde Martinu een kwartet voor een andere bezetting: hobo, viool, cello en piano. Het is opgedragen aan Leopold Mannes, de zoon van David Mannes, oprichter van de New Yorkse Mannes School of Music, de tegenhanger van de Juilliard School of Music. Martinu doceerde aan de school van Mannes. Het kwartet is een hommage aan de barokke triosonate voor twee solo-instrumenten met begeleiding van basso continuo, waarin in het langzame deel ook de cello zijn kans krijgt.

Het duo voor viool en cello dateert uit het jaar voor de dood van de componist. De Martinu’s verbleven op het geliefde landgoed van Paul Sacher – eigenlijk het landgoed van mevrouw Sacher – en dit duo was een verjaarskadootje aan een wederzijdse kennis. De twintigste eeuw heeft een vuistvol waardevolle duo’s voor deze bezetting opgeleverd – voor het eerst na Mozart! – en dit is er een van, samen met die van Ravel, Kodaly en Honegger.

Martinu componeerde in totaal vier pianotrio’s, maar slechts twee ervan kregen ook die titel mee. De andere beide kennen we als Bergerettes en Cinq Pièces brèves. Het derde trio uit 1951 droeg hij op aan eerdergenoemde Leopold Mannes, die niet alleen de Muziekschool bestierde, maar ook leider was van een pianotrio dat zijn naam droeg. Zoals alle werken die Martinu na zijn levensbedrijgende val van een balkon in 1943 schreef, is ook dit werk het product van een rijpe en gelouterde geest, op één lijn met zijn latere strijkkwartetten.

Het Schubert Ensemble is al enige decennia actief, en begon ooit op basis van Schuberts Forellenkwintet, voor piano, viool, altviool, cello en contrabas. Uiteraard stopt de lol daar ook meteen, want voor die bezetting is erg weinig gecomponeerd. Maar compositie-opdrachten, en variatie in bezetting zoals op deze cd, scheppen legio mogelijkheden om het werkterrein uit te breiden.

Uitvoeringen en registratie zijn uitstekend gerealiseerd, de enige competitie komt van een Naxos-cd die in 1996 uitkwam en waar het Pianokwartet en het ‘Hobokwartet’ opstaan in goede uitvoeringen waaraan ook ‘onze’ Isabelle van Keulen deelneemt. De aanvulling op die uitgave bestaat uit de altvioolsonate uit 1955 en het strijkwintet uit 1927. Gezien de prijs ook de moeite waard dus.

Het jaar waarin Martinu’s vijftigste sterfjaar onze concertzalen had moeten laten zinderen van zijn muziek is bijna ten einde. Er was weinig van te merken, maar een cd als deze maakt veel goed.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links