CD-recensie
© Siebe Riedstra, september 2021 |
Eindelijk! Een eigentijdse Britse componist die zich ontfermt over het orgel. Natuurlijk zijn er legio toondichters in het Verenigd Koninkrijk die zich spelend en schrijvend met het orgel bezig houden en hielden, maar componisten van het kaliber Britten, Tippett, Maxwell Davies en Birtwistle hebben zich nauwelijks om het instrument bekommerd. De Schott James MacMillan (1959) brengt daar met een ferm gebaar verandering in. MacMillan is niet alleen Schots, maar ook belijdend Rooms-Katholiek, en draagt dat in zijn werk met overtuiging uit. Dat resulteert niet in wierookgeur en mystiek, maar in een levensbevestigende houding die het publiek de helpende hand biedt. Stephen Farr heeft het tot zover voltooide (en nog steeds groeiende) oeuvre opgenomen op het Rieger orgel van St. Giles' Cathedral in Edinburgh, voor de componist zeker geen onbekende locatie. Voor een deel zijn het gelegenheidswerken binnen de kleine kring: Wedding Introit voor zijn eigen huwelijk, Kenga e Krushqve voor dat van zijn zoon. Voor een ander deel opdrachtwerken: de briljante Toccata voor John Scott, het nu al meerdere malen opgenomen Gaudeamus in loci pace voor de Benedictijnse Pluscarden Abbey. Uit een substantieel werk als Le Tombeau de Georges Rouault spreekt Macmillans diepe bewondering voor Olivier Messiaen. Stephen Farr excelleert op een schitterend orgel, de uitstekende toelichting met kleurenfoto's en dispositie plus een ideale opnametechniek zorgen voor de rest. Een mijlpaal zonder weerga in de Britse orgelcultuur. index |
|