CD-recensie
© Siebe Riedstra, mei 2017
|
Witold Lutoslawski (1913-1994) is een van de reuzen van de Europese naoorlogse muziekgeschiedenis. Ondanks zijn hoge leeftijd heeft hij geen omvangrijk oeuvre nagelaten; opera en ballet ontbreken en aan grote religieuze werken had hij kennelijk geen behoefte. Hoewel hij zelf een groot pianovirtuoos was heeft hij ook voor dat instrument naast een pianoconcert nauwelijks gecomponeerd. Wel liet hij een fors aantal liederencycli na, zowel voor solostem als voor koor en orkest. Lutoslawski is ondanks alle problemen die hij in zijn vaderland ondervond altijd in Polen blijven wonen - de vergelijking met de slechts zeven jaar oudere Sjostakovitsj dringt zich hier op. Aanvankelijk werd hij door het communistische regime flink op de vingers getikt, maar met de inzet van de culturele dooi in Polen, die gestalte kreeg in de Warschauer Herfst, ontstond er een oogluikende tolerantie. Nooit heeft Lutoslawski concessies gedaan aan de partijleiding, en hij kreeg ook voldoende gelegenheid om zijn werken in het buitenland te dirigeren. Bij alle belangrijke orkesten was hij te gast, ook in Nederland bij het Concertgebouworkest, waar hij in 1969 voor het eerst zijn opwachting maakte. Zoals zo vaak zette het overlijden van Lutoslawski in 1994 flink de rem op het aantal uitvoeringen van zijn werken. Zeker, de Treurmuziek voor strijkers en het Concert voor Orkest komen nog met enige regelmaat langs op sommige podia, maar het is toch triest dat de vier meesterlijke symfonieën het hebben moeten afleggen tegen die van Sjostakovitsj. In discografisch opzicht liggen de kaarten iets subtieler, vooral omdat Lutoslawski een uitstekende dirigent was, en niet alleen van zijn eigen werken. De kwaliteit van zijn stukken stond ook garant voor de belangstelling van grote solisten en dirigenten. Een celloconcert voor Rostropovitsj, een pianoconcert voor Zimerman en een vioolconcert voor Mutter; Solti en Haitink zijn slechts twee van de maestri die zijn werk in première brachten. Van de jongere generatie is het vooral Esa-Pekka Salonen geweest die zich, met name in Los Angeles, voor zijn werk heeft ingezet, getuige de opnamen voor het label Sony. Het is verheugend om te zien dat inmiddels een derde generatie dirigenten zich inzet voor het werk van de Poolse meester: de Brit Edward Gardner werkt voor het label Chandos aan een editie van de orkestwerken, waarvan de eerste drie delen hier zijn besproken. Op de onderhavige uitgave maakt de jonge Poolse dirigent Krzysztof Urbanski zich sterk voor drie markante orkestwerken uit drie verschillende fasen van Lutoslawski's componeren. Urbanski (1982) dirigeerde onlangs het Radio Filharmonisch Orkest in de omroepserie op de vrijdagavond in TivoliVredenburg. Op het programma stond na de pauze het Concert voor Orkest van Lutoslawski. Hij dirigeerde dat werk niet alleen zonder partituur, hij liet zien dat hij in die partituur woont. Hij voelt zich er zo thuis dat het orkest zich als vanzelfsprekend laat leiden door de virtuoze uitdagingen die deze noten opwerpen. Het werd een feest voor alle betrokkenen, het dankbare publiek applaudisseerde even enthousiast als het hakkenroffelende orkest. Urbanski is sinds september 2015 vaste gastdirigent van het - toen nog - NDR Symphony Orchestra. Dankzij de nieuwe Hamburgse concertzaal is het orkest omgedoopt tot NDR Elbphilharmonie Orchestra, deze cd verschijnt nog net onder de oude naam. chef-dirigent was hij van 2010-2017 in het Noorse Trondheim en sinds 2011 in de Verenigde Staten in Indianapolis. Urbansky laat op deze cd zien dat hij zijn eigen kijk heeft op Lutoslawski. In een tijd waarin we hechten aan historisch verantwoorde uitvoeringen is het merkwaardig dat de opnamen van componisten in hun eigen werken niet als normerend gelden. Lutoslawski's Concert voor Orkest is door de componist opgenomen en dus zou men verwachten dat volgende interpretaties het goede voorbeeld volgen. Dat blijkt niet het geval in het marziale hoofdtempo van het eerste deel, dat bij jongere dirigenten alsmaar sneller lijkt te worden - een valkuil die Urbansky weet te vermijden. In het geval van de vierde symfonie hebben we geen opname van de componist, maar wel alternatieven van Esa-Pekka Salonen en Urbansky's leraar Antoni Wit. Urbansky weet de klank te masseren tot een warm geheel, Gardner neemt de tijd - vier minuten langer - en Esa-Pekka Salonen zorgt zoals gewoonlijk voor scherp gesneden contouren. Witold Lutoslawski is een componist om nooit te vergeten, Krzysztof Urbansky is een nieuw talent om scherp in de gaten te houden. Samen zorgen ze hier voor boeiende verrassingen. index |
|