CD-recensie
© Siebe Riedstra, oktober 2018
|
Een eersteklas tweederangscomponist, zo karakteriseerde Richard Strauss zijn eigen prestaties. Wanneer we naar de frequentie kijken waarmee deze toondichter nog steeds wordt uitgevoerd ontstaat bijna het gevoel dat het de moeite loont om een tweederangs componist te zijn, zolang je er maar voor zorgt dat je partituren dik in orde zijn. Daarin lag nu juist de kracht van Richard de Tweede: als een boekhouder schreef hij zijn kolossale werken direct in netschrift, zonder schetsen, zonder doorhalingen, gewoon achter een bureau. Zo ontstonden meesterwerken als de opera's Salomé, Elektra en Der Rosenkavalier en orkestwerken als Don Juan en Till Eulenspiegel. Menige notenschrijver zou zichzelf alleen al op grond daarvan een eersteklas componist noemen. In zijn rol als tweederangscomponist droeg Richard Strauss twee partituren bij in de categorie balletmuziek: Schlagobers (slagroom) en Josefslegende. Voor een componist die er prat op ging een glas bier op muziek te kunnen zetten moest die slagroom een fluitje van een cent zijn. Veel inspiratie kon hij er niet voor opbrengen, en men moet eigenlijk bewondering hebben voor het doorzettingsvermogen waarmee hij een brilliant georkestreerde partituur van een uur en een kwartier afleverde. Het resultaat is vergetenswaardig. Waar in de opera Elektra met ruwweg dezelfde lengte iedere maat je naar de strot grijpt veroorzaaakt Schlagobers (bijna) alleen maar muzikale indigestie. Bijna, want net zoals in al zijn opera's bewaart Strauss één goed idee voor het slot: de Schlagobers Walzer. Dat Strauss de moeite nam om er een orkestsuite van bijna drie kwartier uit samen te stellen bewijst dat hij niet alleen kon componeren, maar ook een uitstekende boekhouder was. Met het ballet Jeux van Claude Debussy betreden we een soortgelijke situatie, maar dan in omgekeerde zin: dit is een tweederangs product van een eersteklas componist. Maar wat voor een tweederangs product! Dat het als ballet over een tenniswedstrijd geen schijn van kans had om te overleven doet er allang niet meer toe. Net als de Sacre van Stravinsky is dit een ballet voor de concertzaal geworden. György Ligeti zou zich comfortabel hebben gevoeld bij de kwalificatie eersteklas eersterangs componist, al heeft hij nog lang niet de reputatie van Strauss of Debussy in zijn rugzak. Hij heeft wel een oeuvre nagelaten dat zijn sporen getrokken heeft, en dat ook na zijn dood lijkt vol te houden. Melodien is geen karakteristiek werk voor deze schepper van klankvelden en uitvinder van gekke geluiden, maar na Schlagobers en Jeux komt het volkomen logisch uit de speakers. En het is een meesterwerk. Jonathan Nott werd in januari 2017 chef-dirigent van het Orchestre de la Suisse Romande, een orkest dat een gigantische discografische historie torst. Het label Decca koos dit orkest voor de opbouw van een solide catalogus, en vond een betrouwbare medewerker in de oprichter van het ensemble, chef-dirigent voor meer dan een halve eeuw, Ernest Ansermet. Honderden opnamen werden gerealiseerd, en de meeste ervan zijn al lang weer vergeten. Dat zegt iets over de kwaliteit van het orkest, dat nooit tot de wereldtop behoorde, maar wel voor een grijpstuiver beschikbaaar was - het was immers een omroeporkest, gefundeerd door de belastingbetaler. Na het overlijden van Ansermet heeft een stoet van dirigenten zijn plaats ingenomen, meestal voor korte termijnen van drie of vier jaar. Platencontracten zijn uitgestorven, en de huidige contacten tussen het orkest en het label Pentatone verlopen ongetwijfeld met gesloten beurzen. Niemand wordt rijk, maar we houden de wederzijdse reputaties in stand. Het klinkt cynisch, maar het is de realiteit. Vanuit die gedachte moet deze uitgave begrepen worden, het debuut van Jonathan Nott op het label Pentatone met een wonderlijk repertoire. Nott was betrokken bij de roemruchte Ligeti-Editie, verspreid over de labels Teldec en Sony. Hij dirigeerde de Berliner Philharmoniker in de orkestwerken, en gewapend met die wetenschap moet je wel tot de conclusie komen dat het repertoire op deze cd heel bewust door hemzelf is gekozen. Een gewaagde keuze die niettemin aansluit bij zijn reputatie. Jonathan Nott maakt die reputatie waar in omgekeerde volgorde. In Ligeti is hij meesterlijk, in Debussy een meester, en in Strauss doet hij zijn uiterste best. Wat hij in ieder geval duidelijk maakt, is dat we in de nabije toekomst een terugkeer naar de legendarische status van het Orchestre de la Suisse Romande tegemoet kunnen zien, nu niet onder Ernest Ansermet, maar onder Jonathan Nott. index |
|