CD-recensie
© Siebe Riedstra, april 2021 |
In 1896 verscheen de dichtbundel Weib und Welt van de Duitse schrijver Richard Dehmel (1863-1920). De moraalridders van zijn tijd waren diep verontwaardigd over de naar hun oordeel onzedelijke en blasfemische inhoud en tegen Dehmel werd een rechtszaak aangespannen. Om technische redenen kwam het niet tot een veroordeling, maar de toon was gezet, en de bijbehorende publiciteit zorgde ervoor dat Dehmel binnen enkele jaren de favoriete dichter werd van een aantal jonge componisten. Richard Strauss, Schönberg, Zemlinsky, Reger en Webern zetten zijn teksten op muziek of lieten er zich door inspireren. Zonder twijfel is het bekendste voorbeeld in die laatste categorie het Strijksextet Verklärte Nacht van Arnold Schönberg, met koortsachtige snelheid in slechts drie weken geschreven in de nazomer van 1899. De eerste uitvoering vond plaats in de Weense Musikverein, op 18 maart 1902, door het Rosé Quartet; niemand minder dan Franz Schmidt speelde de tweede cellopartij. In 1917 vervaardigde Schönberg een versie voor strijkorkest die hij tot 1943 bleef reviseren. In die vorm is het de meest gespeelde (en opgenomen) partituur van Schönberg geworden. In het Nederlands wordt de term 'Verklärung' vertaald met transfiguratie, maar ze behelst meer dan alleen maar een simpele gedaanteverwisseling; er is ook een spirituele en religieuze duiding mogelijk. Het gedicht van Dehmel gaat over een verliefd stel tijdens een maanwandeling; de vrouw vertelt aan haar nieuwe liefde dat zij zwanger is omdat ze aan een vurige moederwens toe heeft gegeven. Diverse toelichtingen spreken van een 'slippertje' - en Richard Taruskin heeft het in zijn Music in the Early Twentieth Century (p.304) zelfs over een gehuwde vrouw die door haar liefdeloze echtgenoot bezwangerd is en hier dus een buitenechtelijke relatie aangaat. Wonderlijk. De nieuwe partner accepteert de zwangerschap: onze liefde 'wird das fremde Kind erklären'. De essentie van de transfiguratie wordt door Schönberg - heel kort door de bocht - geniaal verklankt door het duistere begin in d-mineur na een half uur te laten oplossen in een stralende extase in de hoogste regionen van D-majeur. De Duitse dirigent Oskar Fried (1871-1941) begon zijn loopbaan als componist, en de eerste grote orkestpartituur van zijn hand was een vocale zetting van Dehmels Verklärte Nacht, voltooid in 1901. Fried kiest voor een hoogromantische benadering die wortelt in de wereld van Tristan und Isolde, voor sopraan en heldentenor en eindigend in een juichend fortissimo. In 1915, tien jaar na de première van zijn grootste succes, de operette Die lustige Witwe, werd Franz Lehár (1870-1948) geconfronteerd met de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. Zijn broer Anton lag in een legerhospitaal te herstellen van ernstige oorlogsverwondingen. Op een tekst van Erwin Weill componeerde hij een werk dat het midden houdt tussen een symfonisch gedicht, een orkestlied en een melodrama voor tenor en orkest: Fieber. De koortsachtige hallucinaties van een stervende soldaat worden muzikaal onderstreept met militaire trompetsignalen, en citaten uit de Hongaarse (Rákóczi) Mars en zelfs 'de Internationale'. Hoewel het werk deel uitmaakt van de vierdelige liederencyclus Aus eiserner Zeit valt het in zijn georkestreerde gedaante en omvang van ruim twaalf minuten buiten dat kader en verdient het hier zijn zelfstandige plaats. Ook in 1915, en eveneens geconfronteerd met de massale vernietiging van mensenlevens, schreef Erich Wolfgang Korngold een lied op eigen tekst: Österreichischer Soldatenabschied. Het zou het begin vormen van een vierdelige cyclus met de titel Lieder des Abschieds, die hij in 1921 voltooide en in 1923 orkestreerde. Gezien de onderwerpen zou deze cd met evenveel recht Tod und Verklärung mogen heten in plaats van Verklärte Nacht, maar hij verschijnt in het kader van de aandacht die Edward Gardner en het label Chandos sinds enige jaren besteden aan Arnold Schönberg. Eerder verschenen opnamen van Gurre-Lieder en Pelleas und Melisande, gekoppeld met Erwartung. Dat van de gelegenheid gebruik gemaakt is om een uitstapje te maken naar verwant repertoire dat de meeste muziekliefhebbers vrijwel onbekend zal zijn is pure winst. Die onbekendheid geldt niet voor het eerste van de Lieder des Abschieds van Korngold, dat zich sinds de hernieuwde belangstelling voor deze componist ruim in de catalogus vertegenwoordigd mag weten; dit is zelfs al de tweede opname die verschijnt op Chandos, na een eerdere door mezzosopraan Linda Finnie en dirigent Edward Downes, gekoppeld met een magistrale vertolking van de Symfonie in Fis. Toch voegt deze registratie een waardevolle kijk op het werk toe. Hoewel geschreven voor 'mittlere Stimme' weet tenor Stuart Skelton met zijn baritonale geluid een nieuwe emotionele dimensie aan het werk toe te voegen, daarbij in niet geringe mate geholpen door Gardner, met wie hij al vele malen samenwerkte (Peter Grimes!). Het partnerschap tussen Gardner en de Australische tenor Stuart Skelton in dit repertoire mag sowieso een ongehoorde luxe genoemd worden. Een heldentenor van dit kaliber (hij nam Das Lied von der Erde maar liefst vier keer op) die de moeite neemt om dit vergeten repertoire niet alleen in te studeren maar zich dan ook nog geheel eigen te maken en adembenemend te vertolken verdient alleen maar waardering en dank. Edward Gardner heeft op het label Chandos meerdere malen laten horen dat zijn samenwerking met het Londense BBC Symphony Orchestra resulteert in opnamen met een gouden randje. Wat hij hier met de strijkers van dit orkest presteert kan zich in alle opzichten meten met de beste opnamen die we van Schönbergs Verklärte Nacht kennen - inclusief Karajan en Boulez. Wat direct opvalt is dat hij ons geen ogenblik laat vergeten dat dit van oorsprong kamermuziek is; de doorzichtigheid van het ensemblespel is ragfijn en de slotmaten zijn van een ontroerende schoonheid, gevangen in een onberispelijke opnamekwaliteit. Hier is sprake van de ultieme klankgeworden 'Verklärung' van een vierentwintigjarige componist. index |
|