CD-recensie
© Siebe Riedstra, maart 2024 |
In 2001 overleed de weduwe van Paul Wittgenstein, telg uit een schatrijke Weense familie, die in de Eerste wereldoorlog zijn rechterarm verloor. Nog in Russische krijgsgevangenschap besloot hij om als linkshandige pianist op het concertpodium terug te keren. Met een ijzeren wil en gesteund door het familiekapitaal lukte het hem om zijn carrière voort te zetten met opdrachtwerken van een aantal gerenommeerde componisten. Het linkerhandconcert van Maurice Ravel heeft hem eeuwige roem bezorgd, al was Ravel bepaald niet blij met de eigengereide veranderingen die Wittgenstein in de pianopartij aanbracht. Wittgenstein (1887-1961) beschouwde de verzameling opdrachtwerken als zijn strikte eigendom, ook wanneer hij ze zelf niet speelde. En dus is de muziekwereld decennialang verstoken geweest van een enorme hoeveelheid werken voor de linkshandige pianist, niet alleen de concerten van Ravel en Prokofjev, om er slechts twee te noemen, maar ook stapels kamermuziekwerken van onder andere Franz Schmidt en Josef Labor. Josef Labor werd in 1842 geboren in Bohemen uit Weense ouders; door een pokkeninfectie werd hij op zijn derde jaar blind. Na de scheiding verhuisden moeder en de drie kinderen naar Wenen, waar Josef een opleiding tot pianist volgde aan het Konservatorium der Gesellschaft der Musikfreunde. Hij maakte als pianist, en vanaf 1879 ook als organist, een succesvolle carrière, met concertreizen door heel Europa. Als leraar telde hij onder andere Alma Schindler (de latere echtgenote van Gustav Mahler), Arnold Schönberg en Paul Wittgenstein tot zijn leerlingen. Door zijn blindheid was hij wat componeren betreft aangewezen op de hulp van zijn partner Rosine Mentzel en zijn zuster Josefine. Labor genoot groot aanzien binnen de familie Wittgenstein, waar Pauls jongere broer Ludwig (de filosoof) hem naast de vijf grote componisten Haydn, Mozart, Beethoven, Schubert en Brahms een zesde plaats gunde. Bij zijn succesvolle debuut als concertpianist in 1913 speelde Paul Wittgenstein een pianowerk van Labor, en het lag dus voor de hand dat Paul in 1915 bij Labor aanklopte om een concertwerk voor de linkerhand. Labor voldeed in een ijltempo aan de vraag: op 15 juni voltooide hij een 'Konzertstück in d-moll in Form von Variationen für Klavier (linke Hand und Orchester, geschrieben in ernster Zeit'. Wittgenstein gaf de première van dit werk op 27 november 1916 in de grote Musikvereinssaal in Wenen. Een novum, want het eerste concertwerk met orkest ooit voor piano linkerhand. De samenwerking tussen Labor en Wittgenstein werd tot aan het overlijden van Labor in 1924 voortgezet met nog eens twee Konzertstücke en een respectabele hoeveelheid kamermuziekwerken, waarin behalve de piano ook de klarinet een belangrijke rol speelt; dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat broer Ludwig een uitstekende klarinettist was. De voortreffelijke toelichting (alleen al de aanschaf van deze cd waard) somt ze keurig op, compleet met data van de eerste uitvoering. De lijst telt elf werken plus een onvoltooid Septett uit 1924, en het label Capriccio heeft de laatste jaren bepaald niet stil gezeten, samen met deze nieuwkomer bracht men vijf uitgaven uit die in hun geheel gewijd zijn aan het oeuvre van Labor dat in opdracht van Wittgenstein werd geschreven. Labor was geen nieuwlichter, maar wel goed bevriend met Johannes Brahms en Richard Strauss. Zijn hoogromantische idioom paart de vakmanschap van Brahms aan de instrumentatiekunst van Straus zonder ooit eclectisch te worden. Dat is goed te horen op deze cd, waarop Oliver Triendl de drie Konzertstücke met orkest presenteert. Het eerste in de vorm van een Introductie, Thema en Variaties. De toelichting suggereert dat Labor voor deze vorm koos om Wittgensteins uithoudingsvermogen niet al te zeer op de proef te stellen en tussen de variaties korte pauzemogelijkheden in te lassen. Wittgenstein bleek echter uitstekend in staat om avondvullende recitals te geven en dus kon Labor voor de volgende twee werken kiezen voor Konzertstücke in de traditionele romantische opzet van Introductie en Allegro (zoals we die kennen van o.a. Schumann en Ravel). Dat de speellijst (en daarop aansluitend de toelichting) suggereert dat hier sprake zou zijn van driedelige werken is misleidend. Het gaat om doorgecomponeerde werken met een langzame inleiding, een snel hoofddeel en een uitgebreide slotparagraaf. Labor was zoals opgemerkt voor zijn componeren afhankelijk van zijn partner en zijn zus. Die overleden respectievelijk in 1920 en 1922. Op YouTube heeft Capriccio een teaser geplaatst waarop pianist Oliver Triendl en dirigent Eugene Tzigane aan het woord komen. Interessant om van Tzigane te horen dat hij kan zien dat Labor voor het derde Konzertstück van een nieuwe hulpschrijver gebruik moest maken. Oliver Triendl heeft in dit grandioze project van Capriccio een niet te onderschatten hoofdrol gespeeld, al was het alleen maar om het feit dat hij de beschikking heeft over twee gezonde handen... Het gaat uiteraard om discografische premières, en zowel pianist als dirigent leveren hier een topprestatie. Om maar te zwijgen van de Deutsche Staatsphilharmonie Rheinland-Pfalz, die al decennialang koploper is in het spelen van ondergesneeuwd repertoire. Uiteraard alleen mogelijk gemaakt door de medewerking van de Duitse publieke omroep SWR. Eindelijk krijgt Josef Labor de aandacht die hij verdient. index |
|