![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, januari 2010
|
||||||||||
Korngold: Strijksextet in D, op. 10. Zemlinsky: Strijkkwintet (1894) (onvoltooid) - “Die Magd” voor sopraan en strijksextet (onvoltooid). Juliane Banse (sopraan), Wiener Streichsextett. Pan Classics 10120 • 58' •
Deze opname van het label Pan Classics verscheen oorspronkelijk in een andere gedaante in het jaar 2000. De heruitgave dateert uit 2007 en is zeer de moeite waard vanwege het zelden gehoorde repertoire. We kunnen hier namelijk kennismaken met het eerste en het laatste deel uit een strijkkwintet van de jonge Alexander von Zemlinsky (1871-1942), dat in 1896 werd uitgevoerd door het vermaarde Hellmesberger-Quartett. Het werk was geheel voltooid, maar alleen het openingsdeel en de finale zijn bewaard gebleven. Van de overige beide delen bestaan alleen nog schetsen. Waarschijnlijk hoorde Johannes Brahms het werk in 1895 bij een privé-uitvoering, en bood bij die gelegenheid aan om de partituur met Zemlinsky door te nemen, ‘Natürlich, falls es Sie interessiert mit mir darüber zu sprechen’. Brahms heeft nooit lesgegeven en zo is Zemlinsky de geschiedenis ingegaan als de leerling van Johannes Brahms en de leraar van Arnold Schoenberg. In het Kwintet horen we uiteraard de leerling van Brams, maar wel een met een opmerkelijk talent.
In 1899 begon Zemlinsky aan een werk voor sopraan en strijksextet, dat hij baseerde op een gedicht van Richard Dehmel, ‘Die Magd’. Het toeval wil dat zijn slechts drie jaar jongere leerling Arnold Schoenberg in datzelfde jaar werkte aan een strijksextet, eveneens gebaseerd op een gedicht van Dehmel, ‘Verklärte Nacht’ – maar dan zonder zangstem. Overigens werd Schoenberg niet alleen geïnspireerd door Richard Dehmel, maar vooral door de zuster van Alexander, Mathilde von Zemlinsky, zijn toekomstige echtgenote. Schoenberg voltooide zijn Sextet, en het zou zijn eerste belangrijke werk worden – het heeft tot de dag van vandaag repertoire gehouden, vooral in de versie voor strijkorkest. Zemlinsky liet ‘Die Magd’ onvoltooid liggen. Van de vier strofes van het gedicht componeerde hij de eerste twee, ‘Maiblumen blühten überall’ en ‘In Knospen schoss der wilde Mohn’ – gevolgd door een instrumentaal fragment. De muzikale taal van Schoenberg is ten opzichte van zijn onopvallende en ongenummerde Strijkkwartet in D uit 1897 met zevenmijlslaarzen voortgeschreden en heeft zich ontwikkeld tot een fijnvertakte chromatische vocabulaire waarin duidelijk lessen zijn getrokken uit ‘Tristan und Isolde’. Zemlinsky was niet zo onverschrokken als Schoenberg en is dat ook nooit geworden. Wel heeft hij met dit onvoltooide werk de weg gewezen aan Schoenberg: die begon acht jaar later aan zijn baanbrekende Tweede Strijkkwartet, waarin eveneens een sopraan aan de strijkers wordt toegevoegd, met de beroemd geworden tekst ‘Ich fühle Luft von anderem Planeten’.
Ook Erich Wolfgang Korngold (1897-1957) was een leerling van Alexander von Zemlinsky. Korngold droeg zijn tweede naam met ere, want sinds Wolfgang Amadeus had de wereld niet meer een wonderkind gezien dat tot vergelijkbare prestaties in staat was. Al op zijn viertiende had hij twee opera’s voltooid die met veel succes werden opgevoerd. In 1914 begon hij aan zijn strijksextet op. 10, dat in 1917 ten doop gehouden werd door het beroemde Rosé-Quartett. In zijn opus 10 leren we een volwassen componist kennen die meester is van zijn eigen hyperromantische, uiterst chromatische, maar tegelijkertijd zeer melodieuze idioom dat hij nooit meer zal loslaten. Hier heeft het Wiener Streichsextett enige concurrentie, o.a. van het Berliner Streichsextett op Et'cetera (KTC1043, plaatpremière), gek genoeg een opname met meer Weense charme. Maar voor liefhebbers van Zemlinsky is deze schijf desondanks onontbeerlijk en Juliane Banse en het Wiener Streichsextett zijn hier in hun element. index | ||||||||||