CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, oktober 2022

Ireland: Satyricon – A Dowland Suite bew. voor strijkorkest) – Mai-Dun – The Forgotten Rite – A London Overture – The Holy Boy – Epic March

Sinfonia of London o.l.v. John Wilson
Chandos CHSA 5293 • 67' • (sacd)
Opname: aug. 2021, Church of S. Augustine, Kilburn, Londen

   

John Ireland werd even buiten Manchester geboren in 1879, als jongste van een gezin van vijf kinderen. Beide ouders overleden toen hij veertien en vijftien jaar oud was. John liftte mee op de pianolessen van zijn zus, en volgde vanaf 1893 een opleiding aan het Royal College of Music in Londen. Hij studeerde piano, orgel en compositie (bij Stanford). In 1901 voltooide hij zijn studie en begon een leven als organist, koordirigent en pianist. Ireland ontwikkelde als componist een voorkeur voor kleine vormen als pianominiaturen en liederen. Pas in 1930, hij was toen al 51 jaar oud, boekte hij een onverwacht maar daverend succes met een pianoconcert, dat zijn eerste uitvoering beleefde tijdens de Proms, gedirigeerd door Henry Wood. Soliste was Irelands negentienjarige leerling Helen Perkin. Het concert dankte zijn onmiddellijke populariteit aan de hoorbare invloed van de jazz, die destijds net in opkomst was – zie ook het pianoconcert van Ravel van twee jaar later. Grote pianisten – Clifford Curzon, Moura Lympani, Eileen Joyce, Gina Bachauer en Artur Rubinstein – namen het op hun repertoire. Op het concertpodium lijkt dit werk inmiddels zo'n beetje uitgespeeld, maar verzamelaars zullen met gemak tien verschillende opnamen op cd kunnen bemachtigen. Voor nieuwsgierige lezers is er een live-uitvoering op YouTube te zien, gefilmd tijdens de Proms van 2019, met pianist Leon McCawley en dirigent Bramwell Tovey (1953-2022).

Ireland heeft buiten dat pianoconcert geen grote symfonische partituren nagelaten, maar beperkte zijn productie voor orkest tot een handvol korte werken. In dat opzicht is hij goed te vergelijken met de Nederlandse componist Johan Wagenaar (1862-1941), een man die in de vorige eeuw de Nederlandse podia veroverde met zijn concertouvertures Cyrano de Bergerac en De getemde Feeks, respectievelijk inmiddels 79 en 89 keer uitgevoerd door het KCO. Ireland heeft een soortgelijk succes behaald met zijn A London Overture, een werk dat hij oorspronkelijk in 1934 schreef als Comedy Overture voor brass band, en twee jaar later orkestreerde op verzoek van Henry Wood, die het in 1936 ten doop hield tijdens de Proms. Een sprankelend werk dat in beide versies onmiddellijk aanspreekt. Wie nieuwsgierig is naar hoe zoiets klinkt met acht tuba's kan alweer terecht op YouTube, waar Martyn Brabbins een topuitvoering dirigeert met de National Youth Brass Band of Great Britain.

Dirigent John Wilson heeft merkwaardig genoeg in 2009 een cd opgenomen met voor een groot deel ditzelfde repertoire, op het eigen label van het Hallé Orchestra uit Manchester. Op die cd stond de filmmuziek voor The Overlanders, die op deze nieuwe uitgave plaats maakte voor de Dowland Suite voor strijkorkest, oorspronkelijk net als de Comedy Overture voor brass band. Ze werd aangevuld met Irelands enige tophit, The Holy Boy, een vignet voor piano solo uit 1913 dat de componist in 1941 bewerkte voor strijkorkest. De overige werken vinden we zoals gezegd ook terug op de oudere uitgave: de ouverture Satyricon uit 1946, Mai-Dun uit 1921, de elegische prelude The forgotten Rite uit 1913 en de Epic March uit 1942, met een machtige orgelpartij in het Trio.

John Wilson heeft pijlsnel naam gemaakt met zijn eigen ‘John Wilson Orchestra' waarmee hij onder andere op de Promconcerten enorme successen boekte met repertoire uit musicals en films. De naam ‘Sinfonia of London' dook voor het eerst op in 1955 als kaartenbakorkest dat gespecialiseerd was in filmmuziek, en actief tot 1960. Een tweede opleving volgde in de jaren tachtig, eveneens in connectie met filmmuziek. In 2018 nam John Wilson het initiatief tot een derde incarnatie, die inmiddels de nodige successen heeft geboekt in de concertzaal zowel als op cd, waarmee hij opnieuw bewijst een uitstekende neus te hebben voor het bijeenbrengen van  Londons finest.

De kwaliteitsverschillen tussen de orkesten op Hallé en Chandos zijn minimaal, en vooral terug te voeren op een grotere eenheid in ensemble (blazers) en toonvorming (strijkers) in Manchester. Wat betreft de opnamekwaliteit levert Chandos meer perspectief in de breedte, maar die komt wat gekunsteld over – zonder twijfel te wijten aan de akoestiek van de opnamelocatie. Hoe dan ook biedt deze Chandos uitgave een waardevolle bijdrage tot de discografie van een ondergewaardeerde grootheid in het Britse muziekleven van de eerste helft van de twintigste eeuw.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links