CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, oktober 2020

Guarnieri: Seresta (voor piano, strijkorkest, harp en slagwerk) - Chôro (voor fagot en kamerorkest) - Chôro (voor fluit en kamerorkest) - Chôro (voor viool en orkest)

Olga Kopylova (piano), Alexandre Silvério (fagot), Claudia Nascimento (fluit), Davi Graton (viool), São Paulo Symphony Orchestra o.l.v. Isaac Karabtchevsky
Naxos 8.574197 • 58' •
Opname: maart 2019, Sala São Paulo (Brazilië)

   

Mozart Camargo Guarnieri was het kind van een Siciliaanse immigrant die zijn zoons naar componisten vernoemde: Mozart, Verdi, Rossine, Belline. De spelling van de laatste twee werd aangepast aan het Portugees van het nieuwe vaderland, Brazilië. Camargo (Mozart liet hij later weg) werd geboren in 1907 in Tiete in de staat Sao Paulo; vanwege de muzikale talenten van Camargo verhuisde het gezin in 1922 naar de hoofdstad. Daar kreeg Camargo zijn opleiding tot pianist en componist. In 1938 ontving hij een studiebeurs om in Parijs compositie (bij Koechlin) en orkestdirectie te studeren. Terug in Brazilië wist hij een leidinggevende positie te verwerven, als dirigent van het Symfonieorkest van Sao Paulo en als directeur van het conservatorium. Nadat Aaron Copland hem een van de grote muzikale talenten van Zuid Amerika had genoemd voerden gastdirecties hem naar alle belangrijke orkesten van de Verenigde Staten.

Nu had Brazilië al een beroemde componist in de persoon van de twintig jaar oudere Heitor Villa-Lobos. Villa-Lobos liet zich inspireren door de Braziliaanse volksmuziek en Guarnieri volgde in zijn voetsporen. Er is echter een groot verschil: Villa-Lobos leende melodieën uit de volksmuziek, Guarnieri nam ze alleen als bron van inspiratie - zijn thematiek is origineel. Beide componisten gebruikten de term Chôro, afgeleid van de straatorkestjes van die naam, die geïmproviseerde muziek speelden, vergelijkbaar met de Amerikaanse jazz. Villa-Lobos blijft in zijn Chôros voor alle mogelijke bezettingen dicht bij het originele concept, met als gevolg een bewust chaotische structuur. Guarnieri gebruikt alleen de term Chôro als vervanging van het woord concert. Zijn structuren zijn glashelder.

Guarnieri liet een groot oeuvre na, met zes symfonieën (eveneens door Isaac Karabtchevsky en het orkest van Sao Paulo opgenomen voor BIS) en een groot aantal soloconcerten, waaronder maar liefst zes pianoconcerten, in 2005 op twee cd's uitgebracht door het label Naxos in voortreffelijke uitvoeringen. Nu zet Naxos de schijnwerpers opnieuw op Guarnieri in het kader van een groots opgezette serie, The Music of Brazil. Een initiatief dat in 2019 tot stand kwam met financiële ondersteuning van het Braziliaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken - de eerste uitgave in die reeks met werken van Nepomuceno heb ik hier besproken. Er wordt kennelijk met voortvarendheid aan gewerkt, want dit is al de vijfde aflevering.

De zes pianoconcerten van Guarnieri ontstonden tussen 1931 en 1987, tussendoor schreef hij voor piano en orkest een Concertino, een Chôro, Variaciones en Seresta, hier opgenomen. De toelichting laat dit werk links liggen; Seresta betekent Serenade, en het gaat om een driedelig concies werk uit 1965 voor piano, strijkorkest, harp, xylofoon en pauken met levendige, jazzy hoekdelen en een verdroomd middendeel (sorumbático, melancholiek) waarin een sprankje Bartók (Derde pianoconcert) doorklinkt. Chôro voor fagot en kamerorkest uit 1991 is een tweedelig werk; op een rustig eerste deel (calmo, improvisando) volgt een levendig allegro. Ondanks zijn beperkte lengte van krap tien minuten de moeite waard voor fagottisten (per definitie chronisch op zoek naar interessant repertoire). Chôro voor fluit en kamerorkest uit 1972 staat met beide benen in de toenmalige actualiteit, want hoewel Guarnieri in 1951 een vlammend protest tegen het serialisme liet horen, bedient hij zich in dit werk met veel kennis van zaken van Schönbergs vinding. Ook dit is een kort werk, in ruim tien minuten zijn de drie onderdelen (calmo, scherzando, calmo) gebundeld. Het Chôro voor viool en orkest uit 1951 is het oudste van de hier opgenomen werken, en conformeert zich het meest aan de nationalistische werkwijze van Europeanen als Kodaly. Ook hier heerst beknoptheid (achttien minuten) in een driedelige structuur. De beperkte omvang maakt de vier werken geknipt voor een cd-opname, hoewel de Seresta voor piano en orkest zeker potentieel heeft voor het concertpodium - met name het langzame deel is een juweeltje.

De solisten zijn afkomstig uit het São Paulo Symphony Orchestra, zelfs pianosoliste Olga Kopylova maakt deel uit van de bezetting. Davi Graton is een van de concertmeesters, Claudia Nascimento en Alexandre Sylvério bezetten de eerste stoelen bij de houtblazers. Isaac Karabtchevsky heeft veel opnamen gerealiseerd met het orkest van Sao Paulo, maar is er geen chef-dirigent. Tot voor kort was dat Marin Alsop, zij werd in 2019 opgevolgde door Thierry Fischer, in Nederland bekend als chef van het toenmalige Balletorkest. Chôro voor fluit is een plaatpremière, en hoewel dat niet geclaimd wordt voor de overige werken gaat het hier onverkort om een schijfje vol uniek repertoire. Er is zoals steeds in deze serie ruim de tijd genomen om een en ander optimaal te realiseren en het resultaat is zonder meer schitterend. Guarnieri is na zijn dood in 1993 veel te lang in de schaduw van Villa-Lobos blijven hangen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links