![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, mei 2013
|
Percy Grainger is een van de wonderlijkste verschijningen in de geschiedenis van de muziek, en niet in de eerste plaats door zijn composities. Grainger hield er vreemde fllosofieën op na, was een concertpianist die nooit zonder zweep op reis ging en werd tot zijn veertigste altijd en overal vergezeld door zijn moeder. Grainger was een groot pianist die kapitalen verdiende met zijn optredens; als componist schiep hij een paar tophits die genoeg opbrachten om comfortabel te kunnen leven. Toch had hij zijn leven lang geldgebrek, voelde hij zich miskend en spendeerde hij een fortuin aan een museum voor zichzelf in zijn geboorteplaats Melbourne, terwijl hij al veertig jaar in New York woonde. Gekte en genialiteit waren de twee krachten die hem dreven tot bovenmenselijke prestaties. Grainger ging tot het gaatje. Hij werd in 1882 geboren in Australië, in een voorstad van Melbourne. Zijn moeder was zijn eerste pianolerares, zijn vader een losbol die zijn vrouw met syfilis besmette. Moeder en zoon vertrokken in 1895 naar Frankfurt, waar hij vier jaar piano en compositie studeerde aan het conservatorium. In 1901 vestigden ze zich in Londen, en tot de Eerste Wereldoorlog was Grainger een succesvol concertpianist. Wanneer hij niet op toernee was besteedde hij zijn tijd aan het verzamelen van volksmuziek. Met zijn cylindergrammofoon trok hij rond om authentieke melodieën te verzamelen. De arrangementen die hij daarvan maakte zorgden voor zijn eeuwige roem. ‘Molly on the Shore’ en ‘In a Country Garden’ zijn in het Angelsaksische taalgebied een begrip geworden. Op latere leeftijd kwamen die vroege successen Grainger de strot uit: ‘fripperies’ noemde hij ze. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verhuisden moeder en zoon naar New York, waar ze in het plaatsje White Plains een definitieve woonplaats vonden. Ondanks zijn diepgewortelde pacifisme meldde Grainger zich bij het Amerikaanse leger, waar hij zich verdienstelijk maakte als saxofonist en arrangeur. Op een van zijn bekendste foto’s zien we hem in legeruniform, met om zijn nek een babysaxofoontje – zo zag de sopraansaxofoon er destijds uit. Als dank verkreeg Grainger het Amerikaanse staatsburgerschap. Hij zette zijn concertactiviteiten in Amerika voort, en raakte bevriend met de dirigent Leopold Stokowski. Stokowski zette zich in voor zijn muziek en orkestreerde aan aantal werken voor zijn Philadelphia Orchestra. In 1922 sloeg het noodlot toe: een jaloerse huisgenote verspreidde roddels over incest tussen moeder en zoon. Rose Grainger leed al onder de vergevorderde gevolgen van haar ziekte, en pleegde zelfmoord. De klap was enorm, maar maakte na enige jaren de weg vrij voor een huwelijk. In 1928 trouwde Percy met Ella Ström, een Zweedse schilderes. Het huwelijk vond plaats in de Hollywood Bowl, na afloop van een concert, ten overstaan van een publiek van 20.000 mensen. Het laatste werk op het programma was ‘To a Nordic Princess’, opgedragen aan zijn bruid. Ella wist waar ze aan begon, want vier maanden voor de huwelijksvoltrekking had Percy haar gedetailleerd op de hoogte gebracht van zijn sado-masochistische sexuele voorkeuren. Overigens is de gelijkenis tussen Rose en Ella Grainger ronduit verbluffend: een ‘Nordic Princess’ zonder overdrijving. Helaas was dat maar één uiting van Graingers stuitend racistische ideeën. In hun meest benauwende vorm kwamen die tot uiting in een Angelsakisch taalgebruik waarin alle woorden met een latijnse of griekse afkomst vervangen werden door eigengevonden synoniemen. Crescendo werd ‘louden’, orkest werd ‘blend-band’. In de laatste jaren van zijn leven gaf Grainger het concerteren op en concentreerde hij zich op nieuwe manieren van muziekvinden. Hij ontwikkelde ‘music machines’ die niet meer de tussenkomst van mensenhanden nodig hadden – voorlopers van de synthesizers. Grainger overleed in 1961 in zijn huis in White Plains aan kanker. Zijn laatste wens, dat zijn skelet zou worden tentoongesteld in zijn museum, ging niet in vervulling. Zijn vurige overtuiging dat hij op de ranglijst van grote componisten op de negende plaats zou eindigen, voor Mozart en Tsjaikovsky, is al evenmin uitgekomen. Grainger was een briljant pianist, maar een pianoconcert of een pianosonate zullen we in zijn catalogus niet aantreffen. In plaats daarvan heeft hij een berg miniaturen nagelaten voor de meest uiteenlopende bezettingen. Het grootste deel ervan ontstond in de eerste helft van zijn leven, ruwweg tot de dood van zijn moeder. Ze dragen vrije titels als ‘Handel in the Strand’ of ‘Lincolnshire Posy’ en zijn niet gebonden aan enig vormschema. Het zijn in feite uitgeschreven improvisaties die alle kanten op kunnen. Een stuk kan beginnen in de stijl van Bach en vervolgens ontsporen op een manier die Charles Ives prachtig gevonden zou hebben. Een mooi voorbeeld daarvan vinden we op deze cd, in het ‘Tribute to Foster’. Daar wordt het overbekende lied ‘Camptown Races’, waar ieder Amerikaans kind mee opgroeit, onderworpen aan een reeks variaties. Dit is het lied dat moeder Rose voor Percy zong bij het slapengaan. In het middendeel van de compositie wordt Fosters marsmelodie getransformeerd tot een wiegelied, dat bijna ongemerkt wegglijdt in iets wat een klankgeworden hallucinatie zou kunnen verbeeelden. Het label Chandos heeft zich in de jaren negentig (met behulp van sponsoren) sterk gemaakt voor een negentien delen omvattende Grainger editie. Die werd in het Graingerjaar 2011 gebundeld en laaggeprijsd opnieuw uitgebracht – het definitieve document. Hoewel, definitief? Op deze cd vinden we een rijkdom aan premières van originele en geherschikte partituren. Wat ze verbindt is de bezetting, voor groot gemengd koor en orkest. Wat ze verbindt aan Grainger is de locatie Melbourne. Andrew Davis is daar met ingang van dit seizoen (dat begint in Australie een half jaar eerder) benoemd als chef-dirigent. Gezien zijn achtergrond als operadirigent zowel als organist is Davis de uitgelezen man voor dit repertoire. Bovendien heeft hij een enorme ervaring met twintigste-eeuwse Britse muziek. De meeste indruk maakt hij met zijn orkest: de lange orkestinleiding van de relatief omvangrijke ‘Thanksgiving Song’ klinkt als een klok. Samen met ‘Tribute to Foster’ zonder meer een aanleiding om deze muziek te beluisteren. Wie vooraan begint stuit op een teleurstelling, want de inzet van het koor in het Hooglied (King Solomon’s Espousals) klinkt niet alleen naar Parry en Elgar, ze klinkt ook naar amateurkoor. Gelukkig zijn de kooraandelen in de meeste van de overige stukken minder massief, en laten zowel het Sydney Chamber Choir als het Melbourne Symphony Chorus zich van hun betere kant horen. De opnamen zijn deels samengesteld uit live-uitvoeringen tijdens concerten, de rest is in de resterende dagen opgenomen. Met zeven plaatpremières is dit een waardevolle aanvulling op Graingers discografie. Een mooie plek om kennis te maken met deze geniale gek index |
|