CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, maart 2009

 

 

Goossens: Orkestwerken

Symfonie nr. 1 op. 58 - nr. 2 op. 62 - Hoboconcert op. 45 - Tam O'Shanter op. 17a - Concert Piece op. 65 voor hobo/althobo, twee harpen en orkest - Concertino for strings op. 47 - Fantasy for winds op. 36 - Divertissement op. 66 - Variations on a Chinese Theme op. 1 - The Eternal Rythm op. 5 - Kaleidoscope op. 18.

 

Joel Marangella (hobo), Jane Geeson, Sebastian Lipman (harp), West Australian Symphony Orchestra, Sydney Symphony Orchestra, Melbourne Symphony Orchestra o.l.v. Vernon Handley.

ABC Classics 476 7632 • 80' + 62' + 76' • (3 cd's)


Op de internationale muzikale landkaart komt hij niet meer voor, maar in Australië zijn ze hem kennelijk nog niet vergeten: Sir Eugene Goossens, van 1947 tot 1956 chef-dirigent van het Sydney Symphony Orchestra. Goossens (1893-1962) was de derde in een Belgisch-Brits dirigentengeslacht; zijn vader en grootvader waren dirigent van de legendarische Carl Rosa Opera Company in Londen. Zijn broer Leon was een wereldvermaarde hoboïst, en zijn zusters Sidonie en Marie speelden harp. Sidonie was de Britse Rosa Spier. Voor hen schreef hij zijn Concert Piece op. 65.

Eugene maakte een briljante start als violist en assistent-dirigent in het orkest van Sir Thomas Beecham. In 1921 bracht hij een orkest op de been, waarmee hij de Britse concertpremière gaf van Strawinsky's Sacre du Printemps op 7 juni 1921 in de Queen's Hall, in aanwezigheid van de componist. Hij trok zo de aandacht van Amerikaanse orkesten en werkte gedurende de eerstvolgende 25 jaar in de V.S. De fotomagnaat George Eastman (Kodak) nodigde hem uit om dirigent te worden van het Rochester Philharmonic Orchestra, hij verbleef daar van 1923 tot 1931, ook als docent aan de Eastman School of Music. In 1931 volgde hij Fritz Reiner op als dirigent van het Cincinnati Symphony Orchestra. In 1947 maakte hij de oversteek naar Australië, als dirigent van het Sydney Symphony Orchestra en directeur van het Conservatorium van New South Wales. Hij gaf de eerste aanzet tot de bouw van het beroemde Sydney Opera House. Nauwelijks was hij geridderd, of een groot publiek schandaal, waarover een toneelstuk en een roman zijn verschenen, maakte in 1956 een abrupt einde aan zijn Australische carrière.

In het begin van de jaren vijftig had Goossens een geheime relatie met Rosaleen Norton, een kunstenares die naam maakte met provocerende 'onzedelijke' kunst, en bekend stond als de 'heks van Kings Cross', de rosse buurt van Sydney. In het puriteinse Australië van die dagen was Norton doelwit van de Australische pers, en zo kon het gebeuren dat een journalist de douane tipte toen Goossens op de terugkeer van een van zijn reizen naar Engeland 'pornografisch materiaal' bij zich bleek te hebben. Het betekende het einde van Goossens reputatie en diep vernederd keerde hij terug naar zijn geboorteland. Hij zou deze schande nooit meer te boven komen en stierf zes jaar later, volgens zijn ex-leerling Richard Bonynge 'helemaal kapot'. Eerherstel voor Norton kwam pas in de jaren tachtig.

Voordat Goossens carrière maakte bij de orkesten van Cincinnati en Sydney profileerde hij zich in de jaren vlak voor de eerste wereldoorlog vooral als componist, zich bedienend van een veelvoud aan stijlvoorbeelden, waaronder Elgar, Ravel en Debussy. Op de derde cd in deze doos zijn drie  werken uit die periode bijeengebracht: Variations on a Chinese Theme op. 1 (het thema dat Paul Hindemith leende van Carl Maria von Weber voor zijn Metamorphosen), The Eternal Rythm op. 5 en Kaleidoscope op. 18, oorspronkelijk voor piano en georkestreerd in 1933. Het eclecticisme dat uit die vroege werken naar voren komt wordt in het vervolg van zijn compositorische carrière bevestigd. Goossens bedient zich van een veelvoud aan stijlen, tot en met de tweede symfonie uit 1945.

Op de eerste cd speelt het West Australian Symphony Orchestra, dat gevestigd is in Perth, maar de gehele westelijke helft van het continent moet bedienen - inclusief opera en ballet - de Eerste Symfonie op. 58. Goossens begon dit werk in 1938, toen hij al midden in de veertig was, en voltooide het in de winter van 1939 in Cincinnati, waar hij toen chef-dirigent was. Uitvoeringen in Cincinnati, New York en Boston werden door het publiek welwillend ontvangen, maar critici beklaagden zich over een gebrek aan individualiteit. Het volgende stuk is het Hoboconcert op. 45, uiteraard geschreven voor zijn broer Leon, een werk dat de beide broers vele malen samen hebben uitgevoerd, maar nooit hebben opgenomen. Leon maakte zijn opname voor EMI in 1949 met 'huisdirigent' Walter Susskind. Het is zeer ten onrechte dat dit hoboconcert geen repertoire heeft gehouden. Deze cd sluit af met de briljante concertouverture Tam O'Shanter en het Concert Piece voor zijn broer en twee zussen.

De tweede cd opent met een overweldigende live-opname van de uiterst virtuoze Tweede symfonie op. 62, gespeeld door het Sydney Symphony Orchestra in topvorm - terzijde: na Goossens waren twee Nederlanders chef van dit orkest, Willem van Otterloo en Edo de Waart. Deze cd wordt afgerond met het Concertino voor strijkers, in de versie voor strijkorkest (oorspronkelijk was het een octet) en de Fantasie voor negen blazers, op. 38.

Goossens reputatie berust nog steeds op zijn grote kwaliteiten als dirigent en educator, vooral doordat hij een breed puliek liet kennismaken met moderne en moeilijke werken. Als componist is hij inmiddels vergeten, hoewel hij tussen de beide wereldoorlogen in hoog aanzien stond, en in bekendheid niet onderdeed voor zijn collega's Bax, Bridge en Walton, om maar een paar namen te noemen. Zijn gebrek aan succes als componist wordt gekweten aan twee factoren die hem als dirigent zo succesvol maakten: zijn enorme technische kunnen en zijn eclectische instelling. Dat technische kunnen heeft uitvoeringen van zijn soms hondsmoeilijke werken in de weg gestaan, waardoor zijn oratorium The Apocalypse en zijn opera's nooit hernomen zijn. Zijn eclectisme maakte hem tot een dirigent die zich met groot gemak in vele stijlen kon inleven. Als componist verwierf hij echter geen eigen smoel, zo luidt het verwijt. Een aantal werken op deze uitgave bevestigt die klacht, maar dat zijn tegelijkertijd ook werken die Goossens heeft teruggetrokken, volgens The New Grove uit 1980: op. 1 en op. 5. Voor de beide symfonieën geldt zeker dat het om uiterst virtuoze werken gaat die na meerdere beluistering hun schoonheid prijsgeven. Daartoe bieden deze opnamen een uitgelezen kans.    

Deze registraties zijn tussen 1993 en 1996 met drie orkesten tot stand gekomen onder auspiciën van de Australische BBC, de Australian Broadcasting Corporation. Zij kennen sinds lang de luxe van een eigen label. Vernon Handley, de onvermoeibare pleitbezorger van Britse componisten, was actief in Australië als dirigent van het West Australian Symphony Orchestra, gevestigd in Perth. Vanuit die uitvalsbasis maakte hij opnamen in Sydney en Melbourne. Hij presenteert hier voorbeeldige uitvoeringen in exemplarische opnamekwaliteit.

Tijdens de tweede wereldoorlog nam Goossens in Cicinnati het initiatief om een aantal componisten te vragen om een korte fanfare te schrijven als inleiding tot een concert. Ironisch dat de man die verantwoordelijk is voor de opdracht tot Coplands overbekende Fanfare for the Common Man zelf tot vergetelheid is gedoemd.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links