|
CD-recensie
© Siebe Riedstra, november 2016
|
Ginastera: Estudios sinfonicos op. 35 - Glosses sobra temes de Pau Casals op. 48 - Iubilum op. 51 - Concerto per Corde op. 33
Deutsches Symphonie-Orchester Berlin o.l.v. Arturo Tamayo
Capriccio C 5271 • 78' •
Opname: mei 2014 & jan. 2015, Funkhaus Nalepastrasse, Berlijn
| |
 |
Behalve tango-grootmeester Astor Piazzolla heeft Argentinië nòg een componist van internationaal formaat opgeleverd: Alberto Ginastera, geboren in Buenos Aires in 1916 en gestorven in Europa, in Genève, in 1983. Als student boekte Ginastera al een groot succes met zijn ballet Panambi, op de voet gevolgd door nog een ballet, Estancia . De suites uit deze werken zijn een vast bestanddeel van het internationale orkestrepertoire geworden, net als het Harpconcert en de Variaciones Concertantes voor kamerorkest. De rest van zijn oeuvre blijft daar flink bij achter, maar de fonografische belangstelling voor Ginastera zit de laatste jaren gelukkig in de lift. Wie gehoopt had op een forse versnelling in het honderste geboortejaar van de componist, het Ginastera-jaar 2016, komt bedrogen uit. Naast het door Placido Domingo en Gisèle Ben-Dor geïnitieerde Vocal Album op het label Warner komt het Duitse label Capriccio met deze cd waarop drie werken prijken die bepaald niet oververtegenwoordigd zijn in de catalogus. Van de Estudios Sinfonicos opus 35 en Iubilum opus 51 ben ik zelfs nog niet eerder een opname tegengekomen.
Ginastera was buitengewoon zelfkritisch en had er moeite mee om van zijn partituren een definitieve versie af te leveren. Dat heeft na zijn overlijden flink de rem gezet op de verbreiding van zijn reputatie: nog steeds is zijn uitgever, Boosey and Hawkes, bezig met het redigeren van zijn partituren. De componist verdeelde zijn ontwikkeling in drie fases. De eerste noemde hij objectief nationalisme; ze duurde van 1934 tot 1947, en bevat uiteraard de twee voornoemde balletten. Materiaal uit de Argentijnse volksmuziek wordt tonaal verwerkt. De tweede periode, van 1947 tot 1957, en beginnend met het Eerste Strijkkwartet, noemde hij subjectief nationalisme. Hierin wordt de volksmuziek gebruikt als idee, voor de vorming van eigen materiaal, vergelijkbaar met de werkwijze van de volwassen Béla Bartók. De derde periode, van 1958 tot 1983, en beginnend met het Tweede Strijkkwartet noemde hij neo-expressionisme. Hier wordt de twaalftoonswerkwijze gecombineerd met andere avant-gardistische technieken uit die decennia. Het is zinnig om die derde periode in tweeën onder te verdelen. Vanaf 1976 vindt er een soort post-seriële synthese plaats die begint met het meesterlijke Glosses (commentaren) op thema's van Pablo Casals.
Estudios Sinfonicos
Estudios Sinfonicos uit 1967 is een kind van zijn tijd. Nieuwe technieken als aleatoriek (kort door de bocht muzikale medezeggenschap) werden erin uitgeprobeerd en prompt verworpen. De uitkomst is een zesdelige set etudes die je ook een uiterst virtuoos concert voor orkest zou kunnen noemen. Diverse experimentele technieken als micro-intervallen en clusters passeren de revue in een partituur die desalniettemin de aandacht van de eerste tot de laatste noot gevangen houdt, gevoed door een uiterste aan virtuositeit en een briljante fantasie. Het werk werd geschreven voor het orkest van Vancouver ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van Canada's onafhankelijkheid. Wie het weet mag het zeggen, maar dit is de eerste opname die ik van dit stuk tegenkom.
Glosses sobra temes de Pau Casals, versie voor strijkorkest
Glosses Sobre Temes de Pau Casals (1976) is gebaseerd op thema's van de grote cellist en componist Pablo Casals. Kenners zullen in het vierde deel, Cant, het geliefde Cant dels Ocells herkennen, de beroemde toegift waarmee Casals zijn recitals placht af te sluiten. De pakkende melodieën van Casals blijven herkenbaar, maar worden opgetuigd met avant-gardistische klankwolken, waardoor een mooie synthese ontstaat tussen de folkloristische wortels van Ginastera's schrijfwijze en zijn modernistische experimenten. Van de oorspronkelijke compositie voor strijkorkest maakte Ginastera in 1977 op verzoek van Mstislav Rostropovitsj een versie voor symfonieorkest. Die kreeg het opusnummer 48, en dat geeft enige verwarring, want op deze cd wordt de versie voor strijkorkest opus 46 uitgevoerd, die abusievelijk en hardnekkig in alle teksten het opusnummer 48 meekrijgt. Van de Glosses in beide versies bestaat overigens een verdienstelijke opname op het label Naxos (8.572249), gedirigeerd door Gisèle Ben-Dor, een echte Ginastera-fanaat.
Iubilum
In 1980 werd de 400ste verjaardag van de stichting van de stad Buenos Aires gevierd. Ginastera kreeg de opdracht tot het schrijven van een feestelijke fanfare. Het werd uiteindelijk een driedelige concertouverture in grootse stijl, voor een al even grootse orkestbezetting, onderverdeeld in de segmenten Fanfare, Chorale en Finale. Ook hier vinden we de synthese tussen nieuwe technieken en oude tradities; al luisterend wordt men herinnerd aan de briljante orkestwerken van Lutoslawski, die een zelfde 'werdegang 'doorliep.
Concerto per corde
Het laatste werk op deze schijf is een bewerking. Ginastera kreeg van dirigent Eugene Ormandy het verzoek om voor diens Philadelphia Orchestra een groot werk voor strijkorkest te schrijven. Hij beantwoordde aan dat verzoek door een bewerking te maken van zijn Tweede strijkkwartet, onder de nieuwe titel Concert voor strijkers. Ginastera bevindt zich hier volop in de tweede fase van zijn componistenloopbaan, waarin hij de twaalftoonstechniek in al haar facetten exploreert. Het is een schitterende partituur geworden, hondsmoeilijk, maar als je hem eenmaal beheerst ook uiterst dankbaar. De verpletterende eerste opname werd gemaakt door de opdrachtgevers, die laten horen waartoe de legendarische 'Philadelphia Sound' in staat was. Jammer genoeg is die uitgave alleen beschikbaar op elpee, maar gelukkig kunt u hem desgewenst op youtube beluisteren. Ook Amsterdam Sinfonietta en I Musici de Montreal hebben het werk opgenomen, uiteraard met een klein strijkersensemble. Tamayo en het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin laten horen hoe je zoiets kunt laten klinken met een groot bezet en zorgvuldig gerepeteerd strijkorkest en een state-of-the-art opname.
Al met al een pracht-cd, al was het alleen maar om de schitterende aanvullingen van het repertoire. Afgezien daarvan wordt er voortreffelijk gespeeld en vooral gedirigeerd. Want laten we niet vergeten dat bij dit soort veeleisende partituren alles afhangt van de dirigent. Arturo Tamayo is een veel te bescheiden maestro die zich een leven lang in dienst heeft gesteld van de onderbelichte toondichters uit de twintigste eeuw. Denk maar eens aan zijn onvolprezen opname van de complete Concerten voor orkest van de Italiaan Goffredo Petrassi, nota bene in Nederland opgenomen met wijlen het Radio Symfonie Orkest. Wat hij met deze cd duidelijk maakt is dat we werkelijk eens ernst moeten gaan maken met dat fantastische kwaliteitsrepertoire uit de twintigste eeuw, dat steeds meer in de verdrukking lijkt te raken door de misplaatste fascinatie met Mahler en Sjostakovitsj.
|
|